
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Afgelopen donderdag was het zover. Mijn voorheen nog fervent gamende zoontje werd in één klap een bijna volwassen slungel van een vent. Gamen is klaar; vanaf nu hangt hij, superhotte wasabi-bonen kauwend, met zijn “maten” op de bank. Mijn bank.
Helaas lukt het doppen van zijn eigen bonen nog niet zo heel geweldig, maar met een duwtje (of tachtig) in de rug krijgt hij inmiddels toch al het een en ander wat voor elkaar. Daarom vind ik dat het, nu hij daadwerkelijk 17 is, maar eens afgelopen moet zijn met dat duwen. Zélf die kar sturen, knul. En dan niet alleen op de Xbox of de laptop. Tijd voor een rijbewijs.
Verjaardagscadeau: Een proefles en een voucher voor een spoedcursus van de ANWB. Ik had daarvoor een prachtige, zelf geknutselde tegoedbon voor hem gemaakt. Die lag ingepakt op zijn ontbijtbord. Helaas was hij niet zo blij met zijn cadeautje.
“Wat moet ik daarmee? Ik hóéf helemaal geen rijbewijs. Ik fiets wel.”
Subtiel wijs ik hem erop dat zijn toekomstige werkgever best wel eens om rijvaardigheden zou kunnen vragen.
“Dan hoef ik dat werk niet. Bovendien werkt iedereen tegen die tijd toch alleen maar thuis want dan zijn we minstens drie Corona-golven verder.”
“Je zult soms echt nog wel naar kantoor moeten, hoor.”
“Dan ga ik wel met ‘t OV.”
“Oh? En wíé is hier de grootste mondkapjesweigeraar?”
“Jij.”
“Echt niet.”
“Autorijden is gewoon hartstikke achterhaald. Gevaarlijk. Iets van de vorige eeuw.”
“Ik heb anders nog nooit een ongeluk gehad, hoor.” Ik klop het maar even af op mijn hoofd.
“Dat zegt niks. De kans dat je sterft door een auto-ongeluk is onnoemelijk veel groter dan dat je aan Corona overlijdt.”
“Wat een fijne vergelijking weer, zoon. Een rijbewijs is nu eenmaal gewoon handig. In alle opzichten.”
“Ik ken geen enkele van die opzichten. En een auto is slecht voor het milieu.”
“Je hoeft zelf toch niet per se een auto te hebben?”
“Dan hoef ik ook geen rijbewijs. De rest kan toch rijden? Mijn maten hebben allemaal dat papiertje al, dus hoef ik niet meer.”
“Dan ben je dus altijd afhankelijk van hen.”
“Nou en. Heb ik geen moeite mee. Ik wacht wel tot die dingen helemaal vanzelf sturen.”
“Kun je lang wachten.”
“Ik ben een zeer geduldig mens.”
Enfin. U snapt dat wij hier niet uitkomen. Daarom heb ik hem maar gewoon aangemeld bij de rijschool. Eenmaal ingeschreven zal zijn mening vast wel veranderen. Eerst maar eens hem naar die proefles zien te krijgen. En dan dat theorie-examen binnenhengelen. Dan volgt de rest – en het enthousiasme – vanzelf. Hoop ik.
“Joe, pap! Zin in een rondje Need for Speed?”
Ondankbaar kind.
— Wordt vervolgd. Ooit. —
heel herkenbaar, binnen no time was kindlief dolblij met het behaalde papiertje 😀