
Fotobron: Pixabay.com
Ik ben er geen fan van, van dat bloedprikken. En zeker niet in coronatijd. Maar eens per jaar moeten ook bij jeugdige senioren, hoe vief, vitaal en forever young ze ook ogen, de waardes worden gecontroleerd. De suiker, het zout, de peper, het cholesterol.
Vooral dat foute… Waarom zijn er eigenlijk twee smaken, goed en fout alsof je bloedvaten vergeten zijn dat de oorlog al 75 jaar voorbij is.
Vroeger, voor de Covid, kon ik tussen half acht en twaalf op mijn dooie akkertje mijn schreden richten naar de plaatselijke prikpost alwaar ik in de gang moest plaatsnemen omdat de wachtkamer uitpuilde van enthousiaste priklustigen. Het was er een gekwetter van jewelste:
‘Waarvoor moet jij?’
‘De gal, m’n nieren, mens hou op.’
‘Mijn zuster is gisteren nog geweest, 5 buisjes, nou jij weer’.
Dan was het tenminste nog gezellig geweest. Maar de stilte walmde je er tegemoet en hoe afgeladen ook, iedereen deed zijn best op een studie van de vloer en de wanden, totdat het verlossende nummer werd afgekondigd en een diepe zucht weerklonk.
Nu was er een online vastgelegd tijdslot en mocht ik niet langer dan 5 minuten vooraf aanwezig zijn. Er waren looplijnen, handgel en er was buiten een controlepost waar ik de reden van mijn aanwezigheid moest bevestigen.
Ik trok mijn betrouwbaarste gezicht en mocht naar binnen. Met prikbrief in de hand en mijn ochtendurine in de tas. Slaapdronken gericht in een leeg strooipotje paprikapoeder dat ik speciaal voor de gelegenheid drie keer had afgewassen.
Etiketje geplakt, naam, adres, geboortedatum.
Ooit was ik met een potje wokkruiden minder zorgvuldig geweest, waarna het lab dat de uitslag doorbelde aan de huisarts had meegedeeld dat ze er niets mee konden en of patiënt boven een Chinees Indisch restaurant woonde.
In de wachtkamer was het grondig georganiseerd. links en rechts van waar ik ging zitten twee lege stoelen met een verbodssticker. En nog twee prikko’s aan de overkant, die van 5 minuten voor – en 5 achter mij.
Meneer Pasquali? De Dracula van dienst ging me voor naar een van de afgetimmerde hokken. Ik nam plaats achter een spatscherm waar ik na enige aarzeling mijn rechterarm onderdoor stak.
Zou dat voor de spetters…? Nee, Corona natuurlijk.
‘Loopt het een beetje door?’ Altijd een leukigheidje paraat om het ijs te breken.
‘Ik ben nog niet eens begonnen’, klonk het met tegenzin.
‘Nee ik bedoelde…’
‘Maakt u maar even een stevige vuist.’ Oppassen, dit was er een van niet lullen maar poetsen…
‘Ik kijk even de andere kant op als u het niet erg vindt, ik ben bij bloed al eerder onderuit…’
‘Zo dat was het alweer, watje even laten zitten.’
‘Ik heb nog een potje voor u.’
Ik tastte in mijn tas… had het geregend?
‘Nee meneer, urine stond niet op het briefje en bovendien mag ik dat niet in dit soort potjes aannemen.’
Met het potje in mijn hand staarde ik naar mijn uitgelopen naam op het bladderende etiket. En naar het klepje dat zich spontaan van de strooigaatjes had losgemaakt.
Uitslag over twee werkdagen…