
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Ik praat blog nogal veel over mijn kinderen. De reden daarvoor is duidelijk: zij bepalen mijn leven. En vooral: mijn tijdsbesteding, de dagindeling. Het grootste deel van de tijd in deze levensfase gaat namelijk op aan “kindercrossen”. Zo noem ik dat. De “Papa Taxi”.
Tegelijkertijd ben ik óók nog eens de “Mama Taxi”, want hun moeder kan/wil niet autorijden. Dus ook haar kindercross-aandeel komt doorgaans voor mijn rekening. Alleen daarom zou het al profijtelijk zijn als tenminste een van de twee (Nick dus, want die is inmiddels leeftijdsgeschikt) een rijbewijs zou hebben. Dan hoef ik al dat gecross niet meer alleen te doen en is in ieder geval een van de twee ietwat meer zelfstandig. Qua mobiliteit dan.
Een gemiddelde “vóór-Corona’se” dag bevatte al (te) veel haal-en-breng-kilometers, maar in die tijd gingen ze gelukkig nog wel met de fiets naar school en naar de dichtstbijzijnde hobbygelegenheden, zoals Simone’s street dance a.k.a. twerk-club en Nicks “matenclub” (ander hobby’s had hij tot voor kort niet). Helaas is Nicks allernieuwste hobby (boogschieten, je raadt het niet, maar het is er eentje) pakweg 25 kilometers verderop, dus dat betekende standaard met de bus.
En Simone moest ook nog eens wekelijks naar de ponyclub (die ik van haar niet zo mag noemen, maar ik doe het toch) buiten de stad, dus die vervoerde ik per toerdienst (carpoolclub met de andere meisjesmoeders – hoe gezellig; had ik eindelijk óók eens een club) met de auto, onderwijl de boodschappen doende, ook al had ik alles allang in drievoud in huis.
Maar toen. Toen werd alles een paar maanden geleden anders. Want Corona. Abrupt lag mijn wereld stil. Net als mijn auto. Huilend (oftewel, meer olie dan normaal lekkend) stond hij in de garage. Werkloos zat ik thuis te homeschoolen. Buiten mooi weer, binnen donderwolken. Dat beetje wat de kinderen nog in de buitenlucht deden, vond te voet of per fiets plaats. Noodgedwongen. Voor de zo belangrijke anti-Corona vitamine D.
Tot de scholen ineens weer open gingen. En het weer vanzelfsprekend vanaf dat moment slechter en slechter werd. En ik als goede vader nu eenmaal niet wilde dat ze verkouden zouden worden; je zou zomaar ineens een suspect Corona-geval in huis kunnen hebben! Op quarantainegeklooi zat (en zit) ik immers ook weer niet echt te wachten.
Aldus was naar school – toen die ein!-de!-lijk! weer open ging – fietsen bij die chronische regen van de laatste weken geen optie meer. En werd de bus sowieso een plek die door mijn jeugdvolk gemeden werd als de pest Corona. Want infectieangst. Veel natte, sniffende mensen op een kluitje. En dan nog al die lastige, verplichte mondkapjes. Nee, de bus was simpelweg té rot geworden.
Enfin. Allerhande alibi’s die mijn kinderen gewéldig vonden. Ik aanvankelijk wat minder. Want ik was in de vroege ochtend steevast degene die met mijn gemotoriseerde corona-koets koters naar school karde. En naar de winkel voor naschools puberopvangvoeder (chips en ijs).
En dan weer terug naar huis, voor dat pisbeetje thuiswerk dat ik nog had. En weer naar naar school één: puber 1 ophalen. En iets later naar school twee, voor puber 2. En dan nog even door naar de gym-pony-boogschiet-dansclub. En weer terug. Kindercrossen to the max.
Het rare: ik begon het heen en weer gecross ongemerkt steeds fijner te vinden. Over mijn eigen al dan niet zinvolle tijdsbesteding hoefde ik niet meer na te denken. Ik voelde mij nuttig. 24/7 Inzetbaar. Flexibel. “Agile” zoals dat tegenwoordig met een mooi woord heet. Een heel nieuw gevoel!
Mijn agenda was dagelijks tot de nok toe gevuld met bezigheden voor Jan en alleman, mijn auto gevuld met jonge personen. En chipszakken. En flesjes drinken. En tassen vol hobby-benodigdheden. En een slaapkussentje voor de onvermijdelijke wachttijden. Mijn cd-wisselaar (“Davy’s Denis on the road again“, “Who’s gonna drive you home… tonight“, Henk Wijngaard met z’n vlammende pijp) draaide zielsgelukkig overuren. En toen… begon de zomervakantie.
Sinds vandaag is alles dus wéér anders. School ligt stil. Hobby’s liggen stil. Vrienden- en vriendinnencontacten liggen óók stil; die zijn – al dan niet gedwongen – met hun ouders op Corona-veilige vakantie. En moeders de ex is vandaag, samen met Manuel (haar nieuwe vlam, die wél kan rijden en daartoe een bullebak van een Tesla aangeschaft heeft) én de kinderen, vertrokken naar een of ander chic Beiers chaletje. Dus liggen mijn gouden koets en ik ook stil.
De stilte is oorverdovend en de leegte in mijn agenda gaapt zich een breuk. Doelloos zit ik op de bank. Kindercrossen no more. Zeeën van zinloze tijd en ondoelmatigheid. Ik voel me nutteloos. Overbodig. Bijna depressief. Ja, ik heb overduidelijk acuut last van het empty car syndroom. Misschien vannacht toch maar weer eens op zoek naar die rotkomeet. Samen met de auto.