
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
“Pap, waarom denk jij eigenlijk dat jij een goede vader bent?”
BAM! De vraag die je níét wist dat ie ging komen.
Simone kijkt me met grote ogen aan.
“Dat dénk ik helemaal niet. Ik ben gewoon ‘EEN vader’. Zonder adjectieven.”
“Wat zijn ook alweer adjectieven?”
Ik leg het haar kort en bondig uit. En meteen ook maar het verschil tussen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden. Soms is het toch wel handig als je een beetje Nederlands kunt.
“Oké dan,” mompelt ze ongeïnteresseerd. “Maar nu weet ik het nog steeds niet.”
“Wat niet, lieffie?”
“Waarom jij een goede vader bent.”
“Wie zegt dat ik dat ben?”
“Nou ja, je zegt wel eens dat je ‘helegaar nog niet zo’n slechte vader’ bent, dus dan ben je eigenlijk een goede, toch?”
“Niet per definitie. Het feit dat ik er zo langzamerhand geen al te groot zootje meer van maak, wil nog lang niet zeggen dat ik ook echt een góéde vader ben. Wat vind jij dan?”
“Ik vind van wel.”
Heel even glunder en gloei ik van binnen. “En kun je ook uitleggen waarom?” durf ik te vragen.
Ze peinst. “Ja, kan ik. Denk ik.”
En dan blijft ze weer stil.
Vragend kijk ik haar aan, maar wacht braaf tot haar inwendige goede-vader-analyse afgesloten is.
“Nou…”
Há, nu komt het.
“Omdat je meestal aardig bent.”
Hm. Dat is ietwat teleurstellend.
“Meer niet?” vis ik.
“Jij luistert naar ons en zo. En dan niet omdat het moet, maar omdat je geïnteresseerd bent. Jij denkt mee en jij weet voor alles altijd wel een oplossing en zo. Dat voelt op de een of andere manier veilig: als ik ‘t allemaal niet meer weet, weet ik nog wel dat jij altijd wel weet hoe het verder moet. En je bent geduldig met uitleggen. Over adjectieven en zo. Jij wordt niet snel boos. Je bent vaak best wel chill en soms ben je zelfs grappig en lekker kinderachtig. En zo.”
“Oh. En wat is dan ‘en zo’? Dat heb je nu in die korte tijd al minstens vier keer gezegd.”
“Chill, pap. Zó goed hoef je nou ook weer niet te luisteren.”