
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Een tijdje geleden had Nick een besloten feestje. Met een vijftal andere “gaming-maten” bij een van hen in de kelder. Ik had er Corona-technisch wat moeite mee, maar ik kon het toch niet over mijn hart verkrijgen om het hem te verbieden. Ten eerste omdat Nick praktisch nooit een feestje heeft; hij komt nauwelijks de deur uit. Ten tweede omdat Nick niet bepaald veel vrienden heeft en die paar die je hebt, moet je koesteren.
Enfin. Een incubatieweekje later en ja hoor, Nick is ziek. Koorts, een drukkend gevoel op de borst, extreem moe, lichtelijk benauwd, wat gekuch, pijn aan zijn ogen en diarree. Een zomergriepje. Vast. Toch?
Hoe dan ook: hop in quarantaine. Protest blijft uit, wat mijn vermoeden bevestigt: hij is echt ziek. De koorts neemt toe. Het gekuch ook. Na wat wikken en wegen bel ik toch maar de GGD. Na de duizend-en-één vragen zijn de GGD-man en ik het uiteindelijk eens: “Ja, dat zijn inderdaad duidelijke Corona-symptomen, meneer.” Ik krijg een test-afspraak voor Nick.
De Corona-teststraat lijkt op een autowasstraat, maar dan zonder water en met ‘t raampje open. Ik laat het mijne echter hermetisch gesloten; stel je voor dat ze de verkeerde testen. Door het glas heen gebaar ik heftig dat ze de andere kant van de auto moeten hebben. Dáár zit het testobject. Onwillig draait Nick zijn raampje open.
“U bent meneer Nicholas Enkeling?”
“Ik vrees van wel,” antwoordt Nick, “maar u mag me ook meneer Cage noemen, hoor!”
Respect. Een naamgrapje op een traumatisch moment als dit; dát is een ware zoon van mij.
Zonder pardon duwt de bekapte dame (met blauwe Mien Dobbelsteen-schort voor) een soort van oversized wattenstaafje achterin in zijn keel.
“Zeg eens AAA!”
Nick kokhalst een ‘ah’ eruit.
“Nog een keer!”
Dit keer wordt het slechts een benepen ‘k-k-k’. Ik weet dat hij het met liefde aangevuld had met ‘ut!’, maar dat lukt hem gelukkig niet.
“Toppie, dat was het. Binnenblijven tot u het testresultaat heeft en bij een positieve uitslag daarna ook. Fijne dag nog!”
En doorrijden maar weer.
“Lijkt me geen fijne job,” kucht Nick als we weer op huis aan rijden. “Voel je je al ziek, zwak en misselijk, laten ze je nog met opzet kokken ook! Ik had dat mens zó effe compleet onder kunnen kotsen.”
Thuis trekt hij zich weer braaf terug in zijn bedompte, muf riekende isolatie-grot. Via Whatsapp ontvang ik, Denis de Butler, op regelmatige tijden de bestellingen van de doodzieke leproos, die ik dan vanaf anderhalve meter afstand op zijn nachtkastje mag dumpen. En als hij verzadigd is, volgen beschrijvingen van de overige ongemakken der melaatsheid.
*PLING!*
N: heb dorst. water?
D: Water is inderdaad een goed idee bij dorst. Veel drinken is belangrijk!
N: kun je brengen ja? mag kamer nie uit
D: Komt eraan.
*PLING!*
N: hongerrrr! brood met vlokken
D: Uw wens is mijn bevel, Heer Corona.
N: pfff
*PLING!*
N: mijn ogen doen pijn
D: Ja en wat moet ik daar aan doen, Lord of the Oogkringen?
N: weet ik niet
D: Ik ook niet.
N: ok
*PLING!*
N: Warm. Wat doen?
D: Boven de dekens slapen.
N: Helpt niet kun je raam open doen?
D: Kun je staan? Dan kun je het zelf ook.
N: Nee
*PLING!*
N: Ik verveel me
D: Ga maar leren voor je theorie-examen, daar heb je mooi de tijd voor nu.
N: kan niet lang naar het beeldscherm staren dat doet pijn
D: Uitvluchten en alibi’s zijn mooie dingen.
N: niet
*PLING!*
N: biertje?
D: Graag!
N: ha ha 🙄
Ze zeggen wel eens dat zieke volwassen mannen lastig in de omgang zijn. Maar zieke pubers (m/v) zijn echt nog onnoemelijk veel erger. Er komt geen eind aan de ellende en de eisen. Maar goed dat ik zzp’er (oftewel: zelfstandige zonder projecten) ben; zeeën van tijd.
Twee dagen later hebben we nog steeds geen uitslag. Wel komen er meer en meer onuitvoerbare eisen uit Quarantanië. Ik ben er inmiddels doodziek van.
Simone daarentegen vindt het een waar genot: “Sjee, ik heb mijn eigen broer al vier dagen niet gezien! En dat, terwijl we in hetzelfde huis wonen!”
Geen gezeik om de tandpasta-dop, geen pseudo-echtelijke ruzies en discussies tijdens het eten, geen strijd om wie ‘t eerst (en dus het langst) mag douchen. Het liefst zou ze haar broer op grond van Corona-verdenking meteen preventief ruimen.
Op mijn vraag of ze even het zoveelste glas water bij hem wil neerzetten, komt steevast hetzelfde antwoord: “Ik ben toch niet levensmoe?”
Nee. En ik wél, natuurlijk. Meer dan moe. “Ik ben toevallig een stuk méér risicogroep dan jij, hoor dochter!”
Maar daar wil ze niks van weten. “JIJ hebt hem gemaakt. Moet JIJ ook maar zorgen dat ie in leven blijft. Niet ik.”
En dan gaat ein-de-lijk de telefoon. Het verlossende nummer van de GGD op ‘t display. Nick, inmiddels allang koortsvrij, maar vanzelfsprekend nog uitermate behoeftig en inmiddels geheel gewend aan zijn privé-butler, staat met grote ogen bovenaan de trap. Gaat dit het einde worden van zijn luizenleventje?
Ik zet de telefoon op hard; gezamenlijk het Corona-nieuws ervaren, dat is goed voor de gehavende vader-zoon-binding.
“Uw zoon is posi… eh sorry, negatief getest, zie ik hier. Geen Corona. Heeft u verder nog vragen?”
“Nee.”
“Prima, fijne dag nog.”
Nick maakt met zijn wijsvingers draaiende bewegingen in de lucht en doet een soort van Hula-achtig huppeldansje.
“Ow yeah,” roept hij euforisch, “ben ik eindelijk eens geslaagd voor een test zónder ervoor te leren!”
Mooi stuk! Met de vereiste ironische afstand en lekker aangezet. Een van de beste episodes uit de lange reeks, naar mijn idee.