
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Zoals het een onwillige puber betaamt, ging Nick vrolijk morrend naar zijn eerste theorielessen. Hij heeft zelfs zijn eerste praktijkles al gehad. En nu heb ik het zwaar te verduren. Ja, ik, ja. Want alles wat ik in of met mijn auto doe, is pertinent fout. En dat laat hij mij, de keren dat we samen in de auto zitten, weten ook. De opper-rijinstructeur van Nederland is er vooralsnog eentje zonder rijbewijs.
N: “Knipperlicht!”
D: “Huh?”
N: “Bij verandering van rijrichting knipperlicht aan!”
D: “Maar er is in de wijde omtrek geen kip te bekennen!”
N: “Maakt niet uit. Je verandert van rijrichting. Dan móét je knipperen.”
D: “Pfff, jij en je theorie. Je kunt ‘t ook overdrijven.”
N: “Gezakt!”
N: “Jij spiegelt echt totáál niet, hè?! Als je een snelwegafrit wilt pakken, moet je óók over je schouder kijken. De 3S-blik, hè. Spiegel, spiegel, schouder.”
D: “Op een afrit zie je toch wat er rechts van je is? So why? Daar komt toch niks.”
N: “Jawel. Er kan nog een suffe motorrijder van achteren komen en rechts aan je voorbij stuiven hè.”
D: “Da’s dan zijn eigen stomme schuld.”
N: “Als jij ‘m doodrijdt omdat je niet 3S’t, heb JIJ een probleem. Gezakt!”
N: “Op een rotonde moet je óók knipperen als je afslaat.”
D: “Als ik rechtdoor wil, hoeft dat pas vlak voor de daadwerkelijke afslag.”
N: “En waarom doe je dat nu dan niet?”
D: “OMDAT JIJ ME DE GODGANSE TIJD AFLEIDT!!”
N: “Gezakt!”
N: “Tien voor twee, pap. Of kwart voor drie.”
D: (in de neus pulkend) “Wat gebeurt er dan?”
N: (zucht en rolt met de ogen) “Twee. Handen. Aan. Het. Stuur, pa. Moet ik ook.”
D: “En hoe schakel ik dan?” (Ik spreek hem even gewiekst aan op zijn eigen grote schakelfrustratie)
N: “Weet ik ook niet. Had je maar een automaat moeten kopen. Twee handen aan ’t stuur. Gezakt!”
En zelfs strikvragen passeren de revue.
N: “Kijk, een bord ‘Werk in uitvoering’. Moet je hier rekening houden met een opgebroken weg?”
D: “Ja, natuurlijk. Hè hè. Stomme vraag.”
N: “Nee! Fout!! Het kan namelijk van alles zijn, niet alleen maar een opgebroken weg. Je moet gewoon met ALLE soorten wegwerkzaamheden rekening houden. Gezakt!!”
N: “En, pap? Mag je die trekker daar voor ons inhalen?”
D: “Natuurlijk. Trekkers mag je altijd inhalen. Net als fietsers.”
N: “Alwéér fout, jonguh! Er komen tegenliggers aan, dat zie je toch? Dan mag het niet. En het mag ook lang niet altijd. Gezakt!”
D: “God, wat flauw.”
N: “Mag wezen. Maar volgens mij moet JIJ dringend op theorieles. Niet ik.”
Het enige wat ik dan nog kan en doe, is dramatisch diep zuchten. En braaf voldoen aan de verkeersregels die mij voortdurend door mijn zoon worden ingepeperd. Ertegenin gaan heeft geen zin. Híj weet immers hoe het moet. En ik overduidelijk niet. Van de woorden ‘automatisme’, ‘inschatting’ en ‘rijervaring’ heeft hij nog nooit gehoord. Nick is de “striktheid” zelve; maar één manier is de juiste. De theoretische. Rechttoe, rechtaan. Afwijken onmogelijk.
Dat gaat nog wat worden met dat theorie-examen. Ik herinner me het mijne nog. Vragen met meerdere antwoorden, onduidelijke plaatjes, examenstress, de optie “alle antwoorden zijn juist”, strikvragen, alles zat erbij. Zou dat nu nog steeds zo zijn? Want dan mag ik nog wel rekening gaan houden met een fiks aantal nog te betalen theorie-examens.
Daarbij komt dat Nick zo dyslectisch is als de pest. De meeste vragen – en antwoorden – leest hij standaard fout. Of te langzaam. Of verkeerd om. Of hij ziet het minuscule verschil in formulering niet. En dan gaat het mis. Want in theorie “werkt” weliswaar alles, maar in de praktijk zijn de zaken toch vaak nét iets anders.
Ik houd mijn hart vast.
En mijn stuur voorlopig ook.
Tien voor twee.