
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
“Ecoloog Chris Smit en jurist Arie Trouwborst willen dat er een proefproces komt tegen huiskatten en hun baasjes.” Daarmee opent het krantenartikel. Trouwborst en collega willen een rechtszaak voor een uitspraak. Eentje die moet gaan leiden tot het aanlijnen van buiten lopende katten. Net als honden. En dat zorgt natuurlijk voor ophef. Collega Maurits wond zich een paar dagen geleden al op over het “animale racisme” dat ecologen met deze actie bezigen.
Aan de ene kant kwetteren de “biodiversitisten” door elkaar (“Doe je kat gewoon een belletje om, probleem opgelost!”), aan de andere kant grauwen de “kattegoristen” dat het een lieve lust is (“Totaal tegennatuurlijk om katten aan te lijnen!”). Katten horen immers, net als mannen, in alle vrijheid te kunnen jagen. Op al die muisjes, kippetjes en andere poesjes. Maar vooral op al die miljoenen wilde vogeltjes (minimaal 32 stuks per minuut, als we Smit moeten geloven), bijen, vlinders, eekhoorntjes en ander onschuldig leven. Dát is de natuur.
Ik heb zelf helaas een kat. Die heet Kat. Niks Karel of ‘Poekie’. De naam is irrelevant; Kat luistert toch nooit. Kat is een mormel van dik zes kilo, dat enkel op de bank ligt te pitten tot het eten (uit blik) door de butler (ik) geserveerd wordt. Niks vogeltjes, ratten of muizen.
Kat is gechipt, ingeënt, gecastreerd én voorzien van een halsbandbelletje. Allemaal volledig zinloze anti-jachtmaatregelen, want Kat blijft – vanwege zijn fobie voor andere katten – binnen. Altijd. Net als de katten van praktisch alle andere kattenbezitters klaarblijkelijk, die nu als gebeten honden reageren op het initiatief van Smit en Trouwborst. “Mijn kat kómt helemaal niet buiten!” is in het kader van deze actualiteit veruit de meest gehoorde uitroep. Uhuh, de mijne ook niet. Maar wiens katten dan wél?
Iedere keer als ik naar Kat kijk, stoïcijns en afgestompt op de bank liggend, denk ik: inderdaad, dit is absolúút niet “natuurlijk”. Kat had net zo goed een goudvis kunnen zijn, in een ronde kom. Kat zelf maalt er niet om. Het liefst zou ik Kat morgen de deur uit doen, maar dan krijg ik slaande ruzie met Simone. Kat was immers háár verjaardagscadeautje van oma. Stomste cadeautje ooit.
Maar ik snap Trouwborst en Smit dus wel. Nou ja, een béétje. Ik zou het niet kunnen verkroppen als Kat doodgemoedereerd met een roodborstje of koolwitje tussen zijn kaken thuis zou komen. Gelukkig komt hij nooit thuis, want hij verlaat het huis nooit. Ik vind het dan ook abominabel dat andere katten wél vrij rondwaren, in mijn tuin kakken, mijn sla-plantjes opvreten en op mijn tuinverlichtingskabels knagen en piesen. Over al die dooie vogeltjes had ik echter nog niet nagedacht.
Katten zijn eigenlijk maar nare beesten. Gemeen, lui, onderdrukkend, hooghartig en moordend. Wat dat betreft zijn het net mensen. Misschien zijn ze daarom wel zo geliefd. Maar het is mij nog steeds een groot raadsel waarom mensen katten – roofdieren bij uitstek – überhaupt gedomesticeerd hebben. Honden zijn nog nuttig voor bepaalde doeleinden (voor boerderijbewaking en opsporing, om schapen te hoeden, blinden te geleiden, gehandicapten mensen met een beperking te helpen, of sleeën door de sneeuw te trekken).
Maar ook “recreatieve” honden horen wat mij betreft niet in de bebouwde kom. En loslopende katten al helemáál niet. Dieren horen sowieso niet in een huis. Punt. Een huisdier houden is onhygiënisch en totaal tegennatuurlijk. Dat geldt voor vogels en hamsters in een kooi, vissen in een (te klein) aquarium, konijnen in een hokje, pythons en tarantula’s in een terrarium en eigenlijk alle dieren in een dierentuin, maar zeker voor dieren die en plein public allerhande overlast veroorzaken in de vorm van lawaai (vooral als ze loops of krols zijn), uitwerpselen en miljoenen dode fauna-genoten.
Daarom pleit ik niet voor een kattenaanlijnmaatregel, maar meteen voor het drastisch beteugelen van de mens, die puur voor eigen gerief en aaibehoefte een – niet menselijk – roofzoogdier wil hebben. Het zal me niet in dank afgenomen worden, maar zo zie ik het: pak de “recreatief huisdier-houdende” mens aan, niet de kat. Die kan er niks aan doen.
Het moge duidelijk zijn: als Kat dood is, komt er hier geen enkel beest meer in. Ook niet als cadeautje. Zo’n dier heeft er immers niets aan om in een huis opgesloten te worden totdat het baasje weer eens tijd heeft om het uit te laten. Een verbod op dieren zonder functioneel doel, dat is mijn – ik geef het toe: drastische – oplossing. Dan heb je ook geen last meer van loslopende, rood- en/of Trouwborstjes vangende katten.