
Image by Gordon Johnson from Pixabay
De eenzame jongen fietst op en neer voor ons huis. Tientallen keren zie ik hem voorbij komen en elke keer kijkt hij omhoog, naar het raam van Zoon.
Eerder die avond stond hij voor de deur.
Hij durfde niet aan te bellen, maar hij staarde mij via het kamerraam aan. Of Zoon kon spelen, vroeg hij, toen ik open deed. Maar Zoon speelde al met iemand, ergens buiten. Ik stelde voor om hem te gaan zoeken en bij het spel aan te sluiten.
We hebben al veel met hem meegemaakt.
In de zomer namen we de eenzame jongen mee naar een ven.
Samen zwemmen. Dat was heel bijzonder, want hij was nog nooit met iemand anders dan met zijn moeder naar het ven geweest. Ook al is hij al elf jaar oud.
Toen we de handdoek op het zand legden, pakte hij twee telefoons. Één voor zijn moeder, één voor zijn vader. Hij had zijn ouders beloofd te allen tijde bereikbaar te zijn. Daarom wilde hij met deze telefoons het water in, zich totaal niet bewust van het risico dat hij liep. Het kostte mij een half uur om hem ervan te overtuigen dat hij ze toch écht bij zijn handdoek moest laten liggen.
Een avond later mocht hij bij ons logeren. In de tent in de tuin. Samen met Zoon. Dat was bijzonder voor de eenzame jongen. Nog nooit logeerde hij bij iemand, en hij vond het behoorlijk spannend.
Diezelfde nacht stond onze zoon in de slaapkamer. Met slaperige ogen fluisterde hij dat zijn vriendje naar huis is gegaan. Terug naar zijn moeder. Zonder ons wakker te maken.
Gelukkig appte zijn moeder dat hij veilig thuis gekomen was.
De hele zomervakantie door belde de eenzame jongen te pas en te onpas met mijn vrouw. En met Zoon. Nooit durfde hij iets te zeggen, maar het was zijn manier om te laten weten dat hij wilde komen spelen.
En dan stond hij nerveus voor onze deur. Niet aanbellen, zeker niet aanbellen. Staren door de voorruit.

Image by Please Don’t sell My Artwork AS IS from Pixabay
Hij speelde het liefste in onze tuin, daar staat een enorme trampoline. Dan danste de eenzame jongen alle spanning uit zijn lijf. Hij vindt dat zó leuk dat hij zijn vader gevraagd heeft om precies dezelfde trampoline te bestellen.
“En dan kom ik niet meer langs! Dan heb ik er zelf eentje! Ik kom hier toch alleen maar voor de trampoline!” gilt de jongen enthousiast, zonder dat hij de impact van zijn woorden door heeft.
Een week later kijk ik uit het raam en ik zie de eenzame jongen op en neer fietsen, terwijl hij wanhopig naar het raam van Zoon kijkt.