
Bron: www.pexels.com
“Ga niet op je dochter zitten.” De verloskundige zei het rustig en vriendelijk. Mijn vriendin had net onze dochter, gehurkt op bed, leunend op een opblaasbaar bevallingsgeval, eruit gewerkt. Nu werd de nog met navelstreng aangekoppelde baby onderlangs doorgegeven.
Onze derde kind, de eerste thuisbevalling. Fijn. Het lulletje rozenwater, dat een man bij een bevalling nou eenmaal is, was tenminste in zijn eigen omgeving. Niet teveel zorgpersoneel dat me een Mr. Bean deed voelen. Daarbij was alles veel minder overweldigend dan de eerste keer. Een derde keer maakt me natuurlijk nog geen expert. Na drie rijlessen ging ik ook niet voor mijn examen. Op mijn derde schooldag kon ik nog geen A van een X onderscheiden.
Als aanstaande vader weet je de derde keer hooguit iets beter dat het vrouwelijk lichaam totaal de regie heeft. Daar ben je beter op ingesteld. Je wordt door je partner nog even vaak vervloekt, je neemt het alleen een stuk minder persoonlijk.
De medische entourage is als de zijwieltjes bij iemand die leert fietsen. Noodzakelijk, maar niet elke seconde. Uiteindelijk is het de beginnende fietser zelf die zich vooruit trapt.
Er is niet op de baby gezeten. Vlekkeloos poortte ze zichzelf in de armen van mama. Om 5 uur ’s ochtends verliet de verloskundige ons huis. Niet veel later werden de twee kersverse broers wakker. Het gezinsleven rolt door met een nieuwe aanwinst. Thuis. Heerlijke chaos. Er is nog even kraamhulp. En dan gaan de zijwieltjes eraf.