Ik heb een nieuwe mensensoort ontdekt. Nou ja, echt nieuw is hij niet, zeldzaam ook niet per se, minder zeldzaam ten minste dan ik op grond van hun opmerkelijke levenswijze verwacht zou hebben. Het zou zomaar kunnen dat u (ja u, lezer) ertoe behoort.
Mensen van de nieuw ontdekte mensensoort zijn op het eerste gezicht nauwelijks te onderscheiden van andere mensen. Vandaar dat ik er pas vrij recent van overtuigd ben geraakt dat ze werkelijk bestaan. Je moet namelijk met ze praten om met zekerheid vast te stellen dat je met een exemplaar te maken hebt. Niet zomaar een beetje slap ouwehoeren, je moet ze scherp ondervragen over het onderwerp dat ze onderscheidt van u en mij. Nou ja, in ieder geval van mij.
Al jarenlang had ik sterke vermoedens van het bestaan van de nieuwe mensensoort, maar pas in de afgelopen zomer kwam de ontdekkingstocht in een stroomversnelling terecht.
Dat de zomer in mijn beleving, al is de herfst nog maar net voorbij en staat het ergste ons nog te wachten, al weer eindeloos lang geleden lijkt en dat het wat mij betreft allang hoog tijd is voor de lente, is in het kader van het onderwerp hoogst relevant!
In voorgaande zomers was het me al opgevallen dat je zelfs bij weersomstandigheden die er in hoge mate toe uitnodigen de bedomptheid van het huis te verlaten weinig mensen lekker in de tuin ziet zitten.
Ik zie naadloos dichtgetegelde tuin na naadloos dichtgetegelde tuin, keurig aangeveegd en voorzien van een peperduur tuinameublement, maar volkomen verlaten. Balkons idem dito. Ook als het perfect weer is om van buiten zijn te genieten, is er nauwelijks een mens te bekennen.
De bewoners van de huizen waar die tuinen en balkons bij horen zitten namelijk binnen! Het zijn binnenmensen! Dat is de nieuwe mensensoort die ik bedoel. Mensen die onder welke omstandigheid dan ook liever binnen zijn dan buiten. De homo interiorem.
Binnenmensen houden bij hoog en bij laag vol dat ze van de afwisseling van de seizoenen houden, aan die uitspraak herken je ze direct. Ook al confronteer je ze met de evidente nadelen van herfst, winter en lente (het meest overschatte seizoen) waar geen enkel noemenswaardig voordeel tegenover staat, ze blijven bij hun mening.
Ik verdenk ze ervan dat ze alleen echt van de winter houden. Dan kunnen ze met goed fatsoen hele dag binnen zitten, zonder dat ze zich in alle bochten moeten wringen om die keuze te rechtvaardigen. Want elk normaal mens zit dan binnen, omdat alles wat buiten zijn zo leuk kan maken inmiddels naar de Filistijnen is. Een dode, koude, kale wereld.
Het ideaal van de binnenmens is om knus met zijn allen rond de kachel te zitten met een mok warme chocolademelk in hun handen. Warme trui aan en een lange broek en sokken. En dan tegen elkaar zeggen: Nou, het is binnen beter dan buiten, heerlijk hè. We boffen maar!
De zomer is het moeilijke seizoen voor de binnenmens. Als het tenminste echt zomerweer is, wat in Nederland zelfs hartje zomer bij lange na geen garantie is. Dan gaat het wringen in de hoofden van binnenmensen. Er valt domweg geen goede reden te verzinnen om binnen te zitten. Maar ze doen het toch! Al hadden ze het liefst de gordijnen dicht en de kachel en het licht erbij aan gedaan.
Ik verzin dit niet! Ik heb ze gesproken, ik kan jullie hun namen zo noemen! Ze zeggen het zelf, ze zien helemaal niet tegen die koude en donkere dagen op, tegen de dikke jassen waar niet aan te ontkomen valt als ze dan toch even de deur uit moeten, naar de winkel of naar hun werk. Want het duurt nooit lang of ze kunnen weer ergens naar binnen. Waar de kachel brandt en de lichten aan zijn. Gezellig!