
Fotobron: Pixabay.com
De economie stimuleren, dat had ik altijd veel te weinig gedaan. Want ik kocht alleen het hoogst noodzakelijke – m’n ecologische voetafdruk had een lachwekkend kindermaatje – en daar wilde ik nu eens verandering in brengen.
Niet omdat ik iets nodig had, maar om m’n goede wil te tonen. Om te laten zien dat ik m’n plicht als burger wel degelijk wenste te vervullen. Want alles draaide immers om de economie, daar werd je voortdurend van alle kanten op gewezen, en mensen die nooit iets kochten, daar had het land niets aan. Omdat het me puur om de intentie ging leek het me het beste om volstrekt nutteloze artikelen aan te schaffen, maar waar vond je die?
Op Google tikte ik ‘nutteloze artikelen’ in, maar dat leverde niets op, nutteloze artikelen leken niet te bestaan. Wat eigenlijk ook niet zo gek was, want ieder artikel dat verkocht werd, hoe overbodig in andere opzichten ook, vormde een stimulans voor de economie en was dus nuttig, louter vanwege het feit dat het de verkoper – en indirect de staat – geld opleverde.
Mijn oog viel op ‘Encyclopedie van nutteloze feiten’ van Simon Rozendaal en Hein Meijers, verkrijgbaar bij Bol.com: ‘Vegetariërs laten meer winden dan vleeseters’. Dat wist ik niet, maar het leek me ergens wel logisch. Groente was moeilijker te verteren dan vlees; een koe had er wel zeven magen en iets van een kilometer aan darmen voor nodig, dus dat er dan als bijproduct, als een soort illustratie van het feit dat er enorme inspanningen verricht werden, meer gas vrijkwam was niet echt verbazingwekkend.
Er was ook nog ‘Het grote boek van nutteloze kennis’ en een boek dat kortweg ‘Nutteloze feiten’ als titel had, maar de Encyclopedie was het duurst en daarom bestelde ik die, voor 19.95 euro. Niet echt een bedrag dat de economie met één ruk uit het slop zou trekken, maar toch een begin.
Daarna wist ik echter niets meer, hoewel mijn totaal aan materiële bezittingen bij veiling vermoedelijk niet meer dan een paar duizend euro zou opbrengen en waarschijnlijk dat niet eens. Ik piekerde me suf tot me plotseling inviel dat ik m’n geld niet noodzakelijkerwijs zélf hoefde uit te geven, ik kon dat ook aan anderen uitbesteden, dat was nog modern ook.
In het keukenkastje stond een kilo’s wegende glazen pot met muntstukken van 5, 10 en 20 eurocent. Ik stopte mijn jaszakken er vol mee en begon aan een wandeling door het park, waarbij ik om de meter een muntstukje op de grond liet vallen. Ik had eens ergens gelezen dat die alleen door heel arme mensen, nog armer dan ik dus, werden opgeraapt, de rest voelde zich daar te goed voor. Aldus stimuleerde ik niet alleen de economie maar hielp ook nog de absolute minima. Weer thuisgekomen voelde ik me een goed mens. Even.