
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com (+ kerstmuts)
Ik zit uitgezakt op de bank. Biertje in de hand, de andere in de broek. Al Bundy style, geheel volgens mijn persoonlijke, Bundyïstische religie. Eigenlijk zou ik tevreden moeten zijn, zo alleen. Geen gezeik, geen verplichte huishoudklusjes, omdat die toevallig “míjn taak” zijn (alles is mijn taak, dus dat is bij voorbaat duidelijk). Geen oeverloze discussies over loze oevers. Geen gesteggel over teveel alcohol. Geen vrouw die haar hoofd uitgebreid op mijn schoot drapeert met de onverbloemde hint dat haar rug gekriebeld moet worden. Nu. Meteen.
Nee. Gewoon rust. Die heel ongewoon blijkt te zijn.
Dat tevreden gevoel van sereniteit wil maar niet komen. Ik heb het koud. Ben ongedurig. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst een mens heb aangeraakt. En dan bedoel ik niet de kinderen, hoewel ik die ook al zo goed als nooit aanraak. Niet dat ik bang ben om wéér besmet te raken; ik mag toch hopen dat ik op dit moment nog wel immuun ben, na alles wat ik op Corona-gebied doorstaan heb. Eerder omdat het er al zo ingesleten is: niet te dicht bij elkaar komen. Mag niet. Punt.
Ik bedoel meer het intieme aanraken. Niet per definitie seks. Ook niet meteen “huidhonger”. Afschuwelijk woord vind ik dat; alsof je een willekeurig iemand de huid van de botten wilt vreten.
Nee, gewoon iemand die me af en toe even een blijk van genegenheid geeft. Een beetje intermenselijke warmte. Een bevestiging dat ik er als individu nog toe doe, dat ik nog besta.
Vroeger kreeg ik in ‘t café nog wel eens een een vriendschappelijke arm van een maat (of barvrouw) om me heen. Of was er ergens wel een hartelijke hand die de mijne schudde. Een date inclusief beschaafde zoen. Een ongedwongen aanraking. Een simpele, onbevreesde bepoteling.
Maar dat alles is al zo lang geleden, dat ik het me niet eens meer fatsoenlijk kan herinneren.
“Vier kerst in kleine kring, met je directe naasten,” luidt het devies. Prima; ik deed toch al nooit anders. Maar de kinderen zijn dit jaar voor het eerst weer bij mijn ex; die wilde ook wel een keer weer, in deze “onwennige tijden”.
En mijn ouders zijn Corona-bang, mijn broer is een lul en mijn zus lijdt aan smetvrees. Een kerstknuffel gaat ‘m dus ook niet worden dit jaar. Daarom vind ik mijn titel, De Verlaten Man, op dit moment meer dan toepasselijk. Tijdens mijn wekelijkse zelf-opgelegde zelf-analyse stel ik onomstotelijk vast dat ik me door alles en iedereen verlaten voel.
Ik denk dat ik de hele kerst lang in bed kruip. En blijf. Luisterend naar die goeie ouwe Chip [Taylor – red.]: To sleep or not to sleep, to creep or not to creep, some can’t remember, what others recall – fuck all those perfect people.
Ik, in innige omarming met zo’n zware huggie-deken. Die moet ik nog wel even bestellen bij Amazon. Misschien krijg ik dan nog de gelegenheid om de bezorger stiekem even heel kort aan te raken. Wat een prachtige kerstgedachte.