
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Een week of twee geleden had ik het al over Nicks Matrix en het feit dat de hele wereld slechts één grote computersimulatie is. Het blijkt dat er in die Matrix ook een ‘levensechte’ blackout geprogrammeerd is. Je weet wel, zoiets als waaraan we op 8 januari dit jaar op ‘t nippertje ontsnapt zijn. Niemand die het gemerkt heeft. En dat is maar goed ook. Want anders: paniek! Helemaal in een tijd als deze, waarin iedereen ijlend aan ’t infuus van het internet hangt.
De Grote Blackout
Nu is mijn zoon gek op elektrotechniek en alles wat met energie te maken heeft. Dat is voor mij ten eerste heel handig: hij kan inmiddels goed overweg met de stoppenkast. En ook voor mijn werk (energiesector, hè) is het vaak interessante thematiek. Goed voor ellenlange discussies over groene energie en kernfusie (waar Simone dan doorgaans met haar ogen rolt wegens ’sáái’). Nick heeft het dan ook regelmatig over de Grote Blackout. Voor hem is het namelijk niet de vraag óf die komt, maar enkel nog wanneer. En dat moet hij keer op keer weer vertellen. Ter verwerking, vermoed ik.
“Heb je er wel eens bij stilgestaan hoe dat dan is, pap? Hoe snel wij dan in een totale anarchie belanden? Daar zijn die avondklokrelletjes van nu niks bij. Onze hele samenleving is 100% afhankelijk van stroom.”
Goh, vertel mij wat…
Heropstarten = coördinatie
“Een paar uur geen stroom is lastig, maar nog geen gigantisch probleem,” vervolgt hij vol elan. “Maar bij zo’n échte blackout duurt het veel langer voordat de stroomvoorziening weer opgestart is. Minstens een week. Of twee. Zo lang duurt het voordat de paar zwartstroomcentrales die we hebben de overige delen van het netwerk weer op kunnen starten. En dat is dan een optimistische inschatting, qua tijd. Want vanuit het niets weer opstarten, vergt extreem goede coördinatie. En coördinatie vergt – ha ha – stroom. Die er niet is.”
Ik luister braaf naar het vervolg van zijn blackout-rant.
“En al die tijd heeft dus NIEMAND stroom! Niets doet het. Licht, internet, je mobiel, je koelkast en kookplaat, tv en verwarming, allemaal morsdood. En alles wat enigszins computergestuurd is, doet het óók niet. Straatlampen, stoplichten, camera’s, water, liften, riolering… Dus vooral níét meer naar de wc gaan; in een gat in de tuin kakken. Of in een emmer op het balkon of zo.
Winkels blijven ook dicht, want de schuifdeuren en de kassa’s doen het niet. Dus je kunt niet naar binnen en ook niet betalen. Bij benzinestations kun je niet meer tanken. Ziekenhuizen zonder stroom, kun je het voorstellen? Alle fabrieken pats-boem-uit… De beginscène van de Walking Dead in ’t kwadraat.”
Dóód! En verderf
Nick moet even op adem komen.
“Ja ja… ik weet er alles van, zoon,” antwoord ik maar eens mat. Ik weet uit ervaring dat hij niet meer te stoppen is als het hierover gaat. Dan móét hij zijn bezorgde ei weer even kwijt in een flinke uitbarsting. Helaas heeft Nick wat dit thema betreft enigszins last van dementie: hij weet niet meer dat hij het allemaal allang eerder verteld heeft.
“Jij weet er geen ene zak van! Anders deed je er wel wat aan. Of je schreef er eens over. En de meeste andere mensen weten het óók niet. Die hebben geen idee van de impact. Kunnen niet meer bellen, weten niet wat er aan de hand is, raken meteen in paniek. Al die mensen gaan binnen de kortste keren plunderen. Duurt maar een dag of twee drie, dan breekt de pleuris uit. Gaan ze de winkels openbreken en tankstations beroven. En als dat op is, slaan ze elkaar de kop in. Dood en verderf voorgeprogrammeerd.”
Biertje erbij?
“Nou nou, dat is wel heel zwart hoor. Na een week al? Lijkt me sterk,” wakker ik hem nog even lekker aan. Wat eruit moet, moet er immers uit.
“Wat heb JIJ dan in huis? Hoe lang kun jij overleven met dat wat jij hier in huis hebt?” briest hij.
“Ik heb ergens nog twee kratten bier staan…”
“Ja nou, dát schiet op. Tjesus pap, jij moet nodig gaan werken aan je preppakket.”
“Aan m’n watte?”
“Aan dat wat je voor noodsituaties in huis moet hebben om met de personen in je huishouden, met ons dus, minimaal een tot twee weken lang te kunnen overleven. Een hoop water en blikvoer, kaarsen, batterijen, zaklamp, gaskoker, dat soort dingen.”
Ah, de opsomming van de noodzaken. “Momentje, ik schrijf even mee,” grinnik ik.
Maar toch heeft hij me ook dit keer weer aan het denken gezet. En als ik denk, google ik. Dat is makkelijker. Met stroom, althans. Want wat als?
De voorgeprogrammeerde collaps
De vanzelfsprekendheid waarmee stroom uit het stopcontact komt, blijkt gestoeld op een tamelijk fragiel systeem. Zo’n langer durende blackout is echt helemaal niet zo onwaarschijnlijk. Alle stroomnetwerken in Europa zijn sterk met elkaar verweven: het is in feite één groot Europees, continentaal stroomnet.
Het principe van de communicerende vaten. Valt één zo’n vat, één relevante schakel, uit, dan is de kans aanzienlijk dat het ene na het andere netwerkdeel eruit klapt. Dan gaat in heel Europa in een keer het licht uit. Alles op zwart. Dood. Een voordeel: niemand die zich nog zorgen maakt over Corona. En geen schreeuwende nieuwsmedia meer, ook heel prettig.
Zo’n collaps kan snel gebeuren, bijvoorbeeld door natuurrampen, over- óf onderbelasting (netwerkinstabiliteit, vooral door al onze groene energievormen, maar bijvoorbeeld ook door een plotselinge verandering in stroomverbruik, zoals bij een plotselinge algehele lockdown, ja ja…), door sabotage en terrorisme. Maar het grootste blackout-risico zit ‘m in de hackers. Hello cyber warfare!
Weg communicatie = weg civilisatie
Bij een gedestabiliseerde netspanning moet je als een gek aan de gang met zogeheten “zwarte-start” centrales. Dat zijn de enige centrales die uit het niets weer kunnen opstarten; met name waterkrachtcentrales. Die wij in Nederland niet hebben.
Maar al het andere is te instabiel en te zwak (wind, zon) of te overgedimensioneerd, zoals kern- en kolencentrales. Die kun je niet voldoende regelen voor dit soort speciale gevallen. Meest positieve scenario: de hele handel werkt na 2-3 dagen weer voor 50-60%. En dat alleen, omdat andere Europese landen dus wél zwarte-start centrales hebben. Realistischer: pas na een week of twee. Met een beetje (veel) geluk.
En zo’n blackout zie je nou niet bepaald aankomen, hè. Die is er gewoon ineens, van de ene op de andere seconde. En dat, terwijl onze afhankelijkheid van energie, van digitalisering, van informatie om te overleven, alleen maar groeit en groeit.
Andere rampen kondigen zich vaak toch wel een beetje aan (overstromingen, noodweer, politieke dreiging, etc.). Daar kun je dus enigszins op inspelen en wat voorbereidingen treffen (evacuatie, hulp van buitenaf al paraat laten staan). Op een blackout kun je niet anticiperen: die gebeurt gewoon. En dan is alle communicatie – en daarmee ook meteen de complete basis van onze civilisatie – abrupt verdwenen.
Brandhaarden overal
De eerste informatiepunten zijn pas een uurtje of 24 later ingericht. Hopelijk. Eerder komt de noodzakelijke waterverzorging en eerste hulp dus zeker niet op gang. Onderwijl zitten mensen vast in liften en gebouwen en stranden in hun auto’s op de uitvalswegen (want geen benzine meer). Om maar iets te noemen.
Na twee etmalen krijg je een epidemie van branden en explosies, omdat mensen thuis met gasbrandertjes, kaarsen en hout van alles gaan knutselen, voor warmte of om toch maar iets te kunnen koken. Kelders stromen over, want pompen werken niet meer. Nérgens meer.
De bio-industrie is in één klap kapot: alle dieren zijn inmiddels dood van de dorst. Hoogbejaarden en vooral mensen in ziekenhuizen sterven massaal. Moderne ziekenhuizen hebben nu eenmaal ‘maar’ noodstroomreserves voor 24 uur, de groteren voor maximaal 48.
Survival of the fittest
Na een dag of drie, vier heerst inderdaad de totale anarchie. Want op nog meer stroomloze dagen is de gemiddelde mens absoluut niet voorbereid. Zoveel hebben ze niet in huis. En ze worden gek van onzekerheid. Mensen gaan met elkaar op de vuist voor eten, water, energievoorraden, warmte.
Kortom: na twee weken zijn we terug in de middeleeuwen. En na een maand in het stenen tijdperk, alwaar Darwin het weer voor ‘t zeggen heeft. Back to the roots. Survival of the fittest. Nicks scenario ís niet zwart. Enkel realistisch. En behoorlijk beangstigend.
Just in time? Echt niet
Onze just-in-time denkwijze nekt ons. De hele samenleving stoelt erop. Alles werkt altijd en alles wordt precies dan geleverd, wanneer je het nodig hebt. Ook stroom. Tot het ineens niet meer zo is.
En dan nóg blijven we in eerste instantie passief: we denken dat de experts het wel snel zullen oplossen, dat ze ons wel rap zullen helpen. En dat is bij een grote blackout dus mooi niet zo. Die experts kunnen dan óók niks meer. Uiterlijk op dat moment worden we ons ervan bewust dat stroom uit ‘t stopcontact niet iets vanzelfsprekends is. En dan is het te laat.
Je kunt eens kijken naar deze docu, Britain Blackout. Best scary. In juli 2009 zat een groot deel van Londen en Kent, zo’n 100.000 huishoudens vier (!) dagen zonder stroom. De chaos was enorm. En dat was dan nog ‘slechts’ lokaal…
De documentaire laat op ‘Blair Witch Project’-achtige wijze zien in welke problemen mensen raken tijdens een fictieve storing in 2013: grote delen van Groot-Brittannië worden twee keer achter elkaar geteisterd door een orkaan en giga noodweer, met enorme blackouts tot gevolg.
Pure chaos. “Leuk” om te zien…
Enfin. Ik ga preppen. Nu echt.
Eerst maar eens meer bier kopen.