Dochter is een pubermeisje. Ook al stampvoet ze zelf van niet. Toch is de pubertijd een feit. En ik vind het heerlijk.
Afgelopen week kroop ze lekker dicht tegen mij aan op de bank en we keken het programma ‘Je zal het maar hebben’ terug. Dochter greep mijn arm en sloeg die om zich heen. Haar neus begroef ze in mijn borst en ze greep naar mijn hand. Ze gaf er kusjes op, terwijl ze haar benen om die van mij heen krulde. Zo staarden we doelloos naar de tv, met als groter doel het samenzijn.
We deden een wedstrijdje hard boeren en toen we uitgelachen waren, keken we wie het beste een kip kan nadoen. En we roddelden over iedereen die we stiekem niet zo aardig vonden. Een kwartiertje later was het programma klaar en dat vond ik een mooi moment voor haar om te gaan douchen.
Met haar mondhoeken woest naar de grond gericht sloeg ze de deur bijkans stuk en stampte ziedend richting de badkamer.
Een uurtje later had ik het eten klaar. Vrolijk schepte Dochter de spaghetti op haar bord, en kirde de ene grap na de andere. Ze lachte intens mee om de mopjes van haar broer, en vertelde onderwijl over school. Na het eten hebben de kinderen altijd een taakje. ‘De dieren eten geven,’ of ‘de tafel afruimen‘. Altijd een mooi moment voor dochter om naar het toilet te gaan.
Toen ze terug kwam, was het taakje niet overgenomen en doelgericht smeet ze de pannen vanaf een kleine meter afstand in de vaatwasser. Om vervolgens te huilen dat ze ook niet weet waarom ze zo boos is.
Elke avond leg ik haar in bed. Ik kus haar een fijne nacht toe en we geven een laatste knuffel. Ze rekt het ‘t liefst een half uur uit, waarin ze vertelt over haar knuffels, de kat op het bed en over hoe ver ze al in haar boek is. Ze begraaft haar gezicht in mijn zij, en ze fluistert stilletjes dat ze soms niet weet waarom ze zo heftig reageert. Ik grap dan dat onvoorspelbaar gedrag wel vaker bij vrouwen voorkomt, maar dan wordt ze boos omdat ze volgens haar geen vrouw is, maar een meisje.
En dat is ze ook. Een meisje. Maar dan wel een pubermeisje.