Met gezwinde spoed snelwandel ik door de winkelstraat van Helmond. Ik heb over één minuut tien minuten toegang tot een kledingzaak waar ze mijn maat broeken verkopen. Én een maatje groter. De corona kweekt kilo’s op mijn dijen, en de knopen vliegen van mijn oude pantalons.
De laag staande zon kriebelt mijn neus. Ineens moet ik niesen. Oerend hard. Pardoes vult mijn mondkapje zich met een behoorlijke lading snot. Ik moet even naar adem happen, en ik voel een gedeelte van het snot zich in mijn neus terugtrekken. De rest vermengt zich met mijn baardhaar.
Onder normale omstandigheden zou ik mij kunnen terugtrekken. Snel een steegje in en een pak zakdoekjes onder mijn neus schuren, zodat ik de rest van mijn queeste snotloos kan afronden. Maar nu gaat dat niet. Ik ben mijn zakdoekjes vergeten. Daarbij zit ik vast aan een tijdslot. Een slot dat precies nu open gaat. Ik móet die winkel in.
Vriendelijk glimlach ik naar de kassière en ik laat mijn afspraakbevestiging zien. Precies op dat moment voel ik een lading vocht uit mijn neus wandelen en ik kan niets anders dan op vol volume mijn neus op te halen. Iets wat ik vreselijk vind, gezien mijn misofonie. Snel ren ik richting de broeken, en ik rits er een aantal van de plank. Passen die krengen, zo snel als ik dat kan. Ik heb maar een paar minuten en ik móet slagen.

Image by Rasterlocke from Pixabay
Het snot dat zich in mijn baard heeft vermengd vindt het tijd worden om op het gemak richting mijn hals te marcheren. Ik voel een dikke druppel mijn adamsappel omarmen. En ik heb geen zakdoekjes bij de hand. Wel een broek die net te krap blijkt te zitten. Zal ik?
Ik durf het niet aan. Stel dat ik het virus bij mij draag en ik op deze manier iemand anders zou besmetten? Ik moet er niet aan denken. Daarom trek ik mijn jas uit en ik ruk mijn plakkerige mondkapje van mijn gelaat. Ik gier de mouw van mijn hoodie onder mijn neusgaten en daarna plak ik mijn mondkapje terug.
Vriendelijk groet ik de kassière terwijl ik naar de uitgang snel. Voortaan bestel ik mijn broeken wel online.