
Afbeelding van OpenClipart-Vectors via Pixabay
Sinds kort ben ik bang. Doodsbang, zelfs. Voor de dood. Ik heb geen idee waar het vandaan komt, die angst. Maar het beneemt me de adem.
Misschien dringt het tot mij door dat ik ongeveer op of over de helft van mijn leven ben. 42 Ben ik inmiddels. Mannen in Nederland worden gemiddeld 80,5 jaar. Mijn vader is hard op weg, want hij is al 72. Maar binnen mijn familie heeft nog geen enkele man de 80 aangetikt, dus ik houd de komende jaren mijn hart vast.
Het kan ook komen omdat ik om mij heen leeftijdsgenoten ineens zie omvallen. Collega’s van nog geen vijftig sterven aan kanker, kennissen krijgen spontaan een hartaanval. En vaak leven zij gezonder dan ik ooit heb gedaan. Fanatieke sporters waren het.
Ik ben bang dat ik te weinig tijd heb. Dat ik bijvoorbeeld nooit mijn eventuele kleinkinderen mag ontmoeten. Of dat ik niet kan zien wat voor prachtige volwassenen mijn kinderen worden. Hoe mijn vrouw haar witte haren vol trots in een vlecht knoopt.
Maar ik ben vooral bang voor de dood zelf. En dat had ik voorheen helemaal niet. Ik ben heel erg bang dat ik op het moment van sterven weet dat ik dood ga. En dat ik er schrik voor heb. In paniek raak.
Of dat ik verdrink na een verkeerde duik. Of langzaam het leven laat, na een auto ongeluk. Wat als ik terminaal ziek word en in een bed, bevangen door tientallen snoertjes, lig te wachten op mijn laatste adem?
Aan de andere kant ken ik de verhalen van mensen die niet meer wilden wachten op de dood. die doelbewust de keuze hebben gemaakt om te sterven. Omdat ze gewoonweg teveel pijn hadden. Lichamelijk of geestelijk. Zij zagen de dood als een bevrijding.
Dat kan natuurlijk ook. Misschien zie ik het over 40 jaar ook zo. En ben ik niet meer bang voor het onbekende.
Ach, dood is óók maar een manier van kijken, zei de grote filosoof Franske Bauer als. Dat houd ik mijzelf maar voor als ik ‘snachts in snakkend naar adem wakker schiet.
Sorry even de foutjes herstellen:Ach, dood is óók maar een manier van kijken, zei de grote filosoof Franske Bauer al. Dat houd ik mijzelf maar voor als ik ‘snachts snakkend naar adem wakker schiet.