
bron: tegelizr.nl
Dagelijks toenemend ongemak in de achterbuik deed mij vrezen voor de terugkeer van een nare kwaal die mij tien jaar geleden ook al eens bezocht: een perianale fistel. En ja hoor, op maandagochtend weet ik het zeker, want het lijkt alsof een horde duiveltjes mijn achterwerk teistert door er met withete vorken in te prikken.
De door mijn vriendin telefonisch geconsulteerde huisarts schrijft een tubetje crème voor, maar als ik moeizaam voorovergebogen tussen mijn benen door in de staande spiegel van IKEA het witte likje zalf op mijn wijsvinger de enorme roodgloeiende bult op de linkerbil zie naderen, begrijp ik dat ik mij in de positie bevind van iemand die met een borrelglaasje water een uitslaande brand probeert te bedwingen: dit gaat hem niet worden, om me maar eens van een populaire uitdrukking te bedienen.
Niet eens zoveel later lig ik in mijn blote kont op de behandeltafel van de huisarts, die al snel doorheeft dat mijn geval haar mogelijkheden te boven gaat en me doorverwijst naar een specialist in het gloednieuwe ziekenhuis.
Daar aangekomen begint een urenlange tocht door wacht- en behandelkamers – mijn derrière heeft nog nooit zo veel bekijks gehad – die eindigt bij een grote, zwarte vrouw die chirurg is en kordaat besluit dat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk is, omdat mijn aandoening anders ‘naar binnen kan slaan’ en levensbedreigende vormen kan aannemen. Er is alleen een probleem: er is geen bed voor me beschikbaar, ze zijn allemaal bezet vanwege het ‘griepje’ van Thierry Baudet, en ze wil me na de operatie minstens een nachtje hier houden.
Ondertussen kan ik mijn blik niet losmaken van haar ogen die van een onwerkelijke schoonheid zijn: er is iets eigenaardigs mee aan de hand, maar wat? Later vertelt m’n vriendin dat ze lichtblauwe of groene ogen had, iets wat je weinig ziet bij zwarte vrouwen, behalve als ze uit Kaap Verdië komen; hoe weet ze dat soort dingen toch?
Er wordt in allerijl toch een bed gevonden – hopelijk hebben ze geen vrouwtje van 93 met ‘onderliggende oorzaken’ uit het raam gekieperd – en gaat iemand me uitleggen wat de voordelen van een verdovende ruggenprik zijn, die ik tot zijn verbazing niet wil hebben omdat ik van het woord alleen al beroerd wordt. Algehele narcose wil ik. Ja, ik weet dat daar meer risico’s aan kleven, maar als ik nooit meer wakker word merk ik daar toch niets van? Zo had ie het nog nooit bekeken. Even later vraagt de anesthesist of ik een klap met een grote hamer wil hebben. Ja, grote hamer en boem! Hij kan er de humor wel van inzien. Kennelijk kan hij goed mikken en hard slaan, want ik ben onmiddellijk onder zeil.
Moederziel alleen ontwaak ik in de verkoeverzaal, maar al spoedig komt een verpleegster vragen of ik een raketijsje wil. Nou en of. Likkend aan het kleurige geval besluit ik ineens dat ik absoluut een gedicht moet schrijven getiteld: Er zat een zwarte vrouw in mijn hol. Hoe kwam ik daar nu ineens op, was de narcose misschien nog niet uitgewerkt? Bovendien probeer ik hooguit eens in de tien jaar een gedicht te schrijven en meestal wordt het dan ook nog niks.
Langzaam begin ik te beseffen dat de chirurg een diepe indruk op me heeft gemaakt. Lilianne Ploumen zou haar als ze de kans kreeg meteen in de etalage van het hoofdkantoor van de PvdA zetten met een paar spotjes er op: een grote zwarte, zelfbewuste vrouw die volop in haar eigen kracht staat, daar lusten ze daar wel pap van. En dan nog chirurg ook! (Over zwakke, onzekere vrouwen, waarvan er toch ook zat zijn, hoor je ze gek genoeg nooit. Wellicht valt dat onder het hoofdstuk ‘Problemen oplossen door het bestaan ervan te ontkennen.’)
Jeetje zeg. Wat een belevenis!
Ja die ogen, die heb ik ook gezien, op Ilha Sao Vicente! Naar Mayra Andrade luisteren, dan ‘hoor’ je die ogen.
Beterschap verder 🙂
Dank je. Ik zal eens luisteren.
Wooooooot!