
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Vorige week had ik het qua natte zaken al over vissen (waarbij ik een vriendin valselijk ervan ‘beschuldigde’, óók een Vis te zijn, wat ze niet was – I stand corrected). Deze week heb ik het over water. Liever gezegd: over lekkend water. Lekkage. De horror voor iedere huisbezitter.
Het begon met een vlekje. In de hoek. Bovenin het trapgat. Ik kon het niet zo goed zien en dacht aan een spinnenwebje. Van een overijverige Thekla, die haar winterse kot wat aan het uitbreiden was voor de zomervangst.
Maar het vroor weer eens en het vlekje werd donkerder. En groter. Gemakshalve ging ik ervan uit dat Thekla haar web nu ook nog wat beter “geïsoleerd” wilde hebben. Maar toen de vorst plaatsmaakte voor regen, zette ik mijn bril op en bleek het Donkere Gevaar een langgerekte, schimmelige schandvlek op mijn ooit zo witte muur. Niks Thekla.
Ik kon er niet meer omheen: ergens klopte er iets niet met de afvoer aan de rand van het dak. Dakdekker één was een luie zakkenwasser. Zou het echt? Zou mijn dak lek zijn? Wat nu?
Op zoek naar een oordeelkundige dakdekker.
Met veel gepuf en gesteun klom de goede man naar boven, op het platte gedeelte van mijn dak. Veel zin had hij er duidelijk niet in. “Och, ziet er best oké uit. Zal de vorst wel geweest zijn. Je regenpijp zit vol met blad. Dat kan ook de oorzaak zijn.”
Toen ik hem voorzichtig informeerde dat dit euvel al zijn intrede had gedaan vóór het zo ging vriezen, haalde hij zijn schouders op. “Kan gebeuren. Maar ik hoef hier niks te doen.”
“Kost dat?”
“Niks.”
“Dat kan niet. Ik heb een factuur voor de verzekering nodig, als bewijs dat ik het heb laten inspecteren door een deskundige.”
“Oké. Doe dan maar 75 euro. Voorrijdkosten en zo.”
De afgelopen weken bleef het nattigheidsniveau redelijk stabiel. Maar nu, na wéér zo’n gure periode, is de horror compleet: het lekt. Alwéér! Mijn dak is klotsend nat. Wil gedekt worden. Zijn gaten gevuld hebben. Of zoiets. En dit keer kan ik daarbij niet eens helpen.
Enfin. Dakdekker nummer twee in da house.
“Oei, meneer. Dat ziet er niet goed uit. Welke prutsers hebben dit huis gebouwd? Hier moet wel wat gerenoveerd worden.” Ik trek wit weg.
Zijn maat vult aan: “Kijk hier eens joh! Hier hebben ze gewoon dwars door de bitumen geboord! En dit hier, dit is echt heel slordig gedaan. Meneer, als u nu niets doet, gaat uw hele dak eraan. Dit gaat van kwaad tot erger.” Het klinkt bijna georkestreerd. “Eigenlijk is de enige optie om het dak opnieuw te dekken. Wij maken wel een mooie offerte voor u.”
Dat geloof ik graag.
“Kost dat dan?”
“Nou, zo’n rond de 2000 eurootjes moet u wel rekenen.”
En dus bestel ik dakdekker nummer drie.
Een aardige, jonge vent – ik schat zo rond mijn leeftijd – die een uur in de wind kletst over zijn vrouw, corona en de kinderen. Zou hij dat bij iedere klant doen?
“Oh, ik zie het al. Hier zit het inderdaad een beetje los. En daar hebben ze een raar gat geboord bij de bouw, maar dat is op zich niet het probleem. Ik kan het wel even voor u repareren?”
“Nu meteen?”
“Ja hoor. Zo gefikst. Kost 75 euro.”
“Oké… Nou, graag.”
75 euro schijnt een standaard kleine-klusjes-bedrag te zijn in deze branche.
Maar: de dakdekker dekt het dak. Althans, daar waar hij dat nodig acht.
Hoezee en Hosanna in den Hoge!
“En nu is alles weer goed?” durf ik te vragen.
“Ja ach, wat zal ik zeggen… iets van 90% kans.”
Sinds enige tijd ben ik allergisch voor kansberekeningen en statistieken.
“Dus 10% kans dat het alsnog blijft lekken?”
“Kan. Kan ook niet. Als ‘t lekt, dan lekt ‘t. Dan moet u maar weer bellen.” En weg is hij.
Moederziel alleen kijk ik argwanend naar de horrorvlek.
Het angstzweet breekt me alsnog uit.
Ik lek. Dek mij ook nog even, alstublieft?