
Fotobron: Pixabay.com
Er zijn van die berichtjes die je in eerste instantie niet opvallen. Tussen neus en lippen glijden ze door je bewustzijn, zonder te landen in het gebied waar de tweede gedachtes heersen.
Waar de bries van de twijfel waait of de valwind van de ergernis naar beneden dondert.
Goedgemutst als altijd las ik dan ook dat Vliegbasis Leeuwarden afscheid neemt van haar F16’s.
U weet wel, die straaljagers van onze luchtmacht die met grote regelmaat boven de Noordzee plotseling in de veronderstelling verkeerden dat ze een onderzeeër waren.
Ze worden na jaren trouwe dienst, waarin ze als zenuwslopende herriebak boven ons hoofd gierden en het liefst boven stedelijk gebied door de geluidsbarrière gingen, vervangen door de JSF: de Joint Strike Fighter. Alleen bij de naam al moet het de Russen dun door de broek lopen.
Tientallen miljoenen digitaal vernuft per stuk, veel politieke stampij vooraf, tijdens de bouw meerdere malen qua prijs over de kop gegaan, het neusje van de radarzalm, nog dodelijker schiettuig, maar zonder enige voorziening voor duurzaamheid of lawaaireductie. Integendeel, omwonenden hebben al kennis kunnen maken met de opvolger en worden horendol van het geloei en gejank boven hun hoofd.
Maar nu. Met een snik in de stem maakt Defensie bekend dat we afscheid gaan nemen van die trouwe F16. Ja mensen, scheiden doet lijden. En daarom kwam men op het ludieke idee om alle straaljagers tegelijk, dus in formatie meerdere malen een ELFSTEDENTOCHT te laten vliegen.
Zodat de Friese bevolking, een traantje plengend, nog een keer met weemoed en oordoppen in naar de lucht kan turen om de oude rakkers voorbij te zien razen. De Friezen wordt zelfs verzocht hun herinneringen met Defensie te delen.
En iedereen vindt het leuk en origineel en grapt dat ze ook maar onder het bruggetje van Bartlehiem… en over een stempeltje… en dat ze een kruisje moeten krijgen…
Ik denk dat het aan mij ligt, ik mankeer iets aan mijn nationale trotsklieren, ik hoor er gewoon niet meer bij. Geen nieuws mee voor mij, ik hou ermee op.