Football is coming home, je hoort het de Engelse supporters zingen, voor én na iedere gewonnen wedstrijd op het EK voetbal. De stemming zit erin onder de supporters, met of zonder ‘pint’ in de handen. De resultaten zijn er ook naar, de halve finale is bereikt, met Denemarken als tegenstander lijkt de finale in zicht.
De Engelsen zijn dan ook buitengewoon optimistisch, het kan bijna niet stuk gaan, in hun ogen. Denemarken is een makkelijke tegenstander, een prooi die eenvoudig overmeesterd moet kunnen worden, zonder al te veel problemen. Dat dachten de Fransen ook, toen ze tegen de Zwitsers moesten. Enfin, je kunt maar zelfvertrouwen hebben.
Het is ontegenzeggelijk waar, dat het voetbal zoals dat nu tot in elke hoek van de wereld gespeeld wordt, is ontstaan in het Engeland van de 19e eeuw. Op privéscholen werden de regels vastgelegd, regels die grotendeels nog bestaan. Zo ontstond de scheiding tussen rugby (waar de spelers de bal voornamelijk met de hand beroerden) en voetbal (waar dat juist niet mag, uitzonderingen daargelaten). Ook al zou je erop kunnen wijzen dat zo ongeveer over de hele wereld, in het verre of nabije verleden, sporten bedreven werden die als voorloper van voetbal beschouwd zouden kunnen worden, dan nog. De bakermat van de sport die regelmatig hele volksstammen aan de buis gekluisterd houdt, ligt in Engeland.
Of je ook echt kunt klagen dat het voetbal thuis moet komen als je zoveel moeite hebt gedaan om de sport over de hele wereld te verspreiden, zoals de Engelsen en Schotten eind 19e, begin 20e eeuw, weet ik niet. Wat wel begrijpelijk is, is dat menig Engelsman een unheimisch gevoel krijgt als hij (of zij) naar de prijzenkast van de nationale voetbalbond kijkt. Daar staat welgeteld één wereldbeker in, die even oud is als ik.
Dat heeft te maken met het feit dat tot 1950 de Engelsen zich niet geroepen voelden om deel te nemen aan internationale toernooien zoals het WK. Het heeft vooral te maken met het feit dat keer op keer, met de finale in zicht, de Engelsen strandden. Zoals in op het WK van 1990, of 1996, op het EK, nota bene in eigen land. In beide gevallen ging Engeland er in de halve finale uit, na strafschoppen, tegen Duitsland. Vandaar de vreugde toen de Engelsen zowaar een keer wonnen van onze oosterburen, in de achtste finale, op de heilige grond van Wembley.
Het verlangen van de Engelsen, het is voelbaar, het is bijna tastbaar. De honger is groot, het weinig verheffende spel wordt graag genegeerd. Als het doel maar bereikt wordt, die finale, weer op Wembley. De kwartfinale is de enige wedstrijd die de Engelsen niet thuis speelden, dit toernooi. Wie weet gaat het ze wel lukken dit keer, wie weet wordt Engeland Europees kampioen, voor de eerste keer ooit. Weer zullen ze het zingen, de supporters: ‘Football is coming home’. Als ik kijk naar de beleving van supporters in Engeland, bij wedstrijden van het nationale elftal, of in de eigen competitie, die nog steeds de grootste ter wereld is, weet ik het zo net nog niet.
Volgens mij is het voetbal nooit weggeweest, daar in Engeland.