
Fotobron: Pixabay.com
Samen met mijn hoogbegaafde buurman ‘oom Jort’ zit ik in de auto, op weg naar Groningen of daaromtrent.
Oom Jort heeft zijn zinnen gezet op een jong katje, opgeduikeld via internet. Hij heeft er nog maar drie, dus wat is er logischer dan nóg een kat aanschaffen?
En of de logica niet op kan, moeten we het beestje ergens nabij Groningen ophalen. Want waarom zou je zo’n katje dicht in de buurt zoeken als het ook veraf kan?
Oom Jort rijdt. Terwijl we de stad uitrijden, zie ik een kennisje lopen, dat van beroep ‘gastvrouw’ is. Ik vraag oom Jort even te toeteren.
“Daar is die toeter niet voor, Paco. Wij zijn geen rijdend circus.”
Wat een circus met toeteren te maken heeft, weet alleen deze virusvariant. Maar het hoeft niet meer, want de gastvrouw ziet mij en zwaait enthousiast. Dat wil zeggen, zij steekt haar middelvinger op.
“Vulgair tantetje, dat lijkt mij evident,” pruilt oom Jort misprijzend.
“Nee joh, Clazien is een te gek mens.”
‘Nou, toch lijkt het een vrouw met een bedenkelijke reputatie,” dramt hij door. “Sterker nog, een vrouw van laag allooi.”
“Laag allooi? Bedenkelijke reputatie? Zeg oom Jort, wanneer ben jij geboren? Aan je taalgebruik te horen moet dat ergens rond de tachtigjarige oorlog geweest zijn.”
Hij negeert mijn opmerking en wijst opzij. “Kijk, rennende hazen.”
Hij blijft kijken alsof het om een uitgestorven diersoort gaat, zoals hijzelf, die op onverklaarbare wijze weer tot leven is gekomen.
Hij blijft maar kijken naar die beesten en ik hoop intussen dat hij nergens tegenaan rijdt.
Na een uur of twee rijden zijn we ergens in de buurt van Groningen beland. Wel eens geweest, in die buurt? Mijn God, daar stuur je zelfs geen langgestraften heen. Dat is geen provincie! Dat is een strafkolonie! In zo’n negorij raakt iedereen de weg kwijt, dus ook wij.
In een dorp, waar een recent aangelegde verkeersdrempel het enige vermaak is, stapt oom Jort uit de auto om de weg te vragen aan een man van een jaar of negentig. Hij staat bij een makelaar naar de etalage te kijken, naar het aangeboden onroerend goed. Gelijk heeft hij. Een verstandig man denkt aan zijn toekomst. Als ik hem was zou ik voor een 30-jarige variabele hypotheek gaan.
Even later rijden wij weer. Oom Jort begint over zijn huis te klagen. Dat hij het weer wil verbouwen. Hij woont in een huis dat is gebouwd in de jaren zestig, en in de jaren negentig werd gerenoveerd om de indruk te wekken dat het uit de jaren dertig dateerde. Zoiets dus. Kun je mij nog volgen?
Intussen zijn wij gearriveerd bij de kattenverkoper. Blijkt een begrafenisondernemer te zijn. Oom Jort parkeert half in de tuin en liquideert en passant een rozenstruik.
Toepasselijker kan het niet. ‘B.R de Zoden: begrafenisondernemer’, lees ik op een bordje in de tuin.
“Je moet er toch niet aan denken dat je als vrouw van een begrafenisondernemer, elke nacht onder de Zoden moet. Ja toch?,” merk ik op.
Oom Jort sluit zijn ogen en begint bijna te hyperventileren, maar slaagt erin aan te bellen, waarna Heer de Zoden met een verheugd gezicht naar buiten komt rennen. Als hij de ruim geparkeerde auto in zijn voortuin ziet, lijkt hij plots op een violist die zijn recent aangekochte Stradivarius van zeshoog naar beneden ziet denderen.
“Misschien dat het in de randstad usance is om te hooi en gras te parkeren, maar in deze contreien ligt dat anders heren,” begroet hij ons narrig.
Usance! Te hooi en te gras! Contreien! Waar gaat de wereld heen met zulk taalgebruik.
Mijn hoofdpijn, mijn dorst en mijn honger spelen op. En het daarmee gepaard gaande ongeduld: “Wij zijn van de FIOD en op weg naar een illegale EO-Bijbelles voor gristelijke jongeren,” zeg ik.
“Maar evengoed willen wij best uw boeken wel even inkijken om te zien of er nog wat zwarte lijken zijn weggewerkt!’
Direct is hij wat toeschietelijker en krijg ik zelfs een aspirientje voor mijn hoofdpijn.
Dan komt de finale kat-in-de-zak uit de mauw: Helaas heeft iemand anders het katje al opgehaald, want de Zoden dacht dat wij wel niet meer zouden komen.
Zei ik Groningen is een strafkolonie?? Mis! Een gesloten inrichting!
Oom Jort kijkt mij aan en mompelt met één opgetrokken wenkbrauw: “Nou ja, gelukkig heb ik in Maastricht nog een adresje.”
Haha op naar Maastricht. En die ‘Zoden’ kan beter een bordje op zijn deur hangen met ‘Klaar in een wip’.
Waarde Paco, mede absurdist. 1 goedemorgen uit het oosten des land!, waar het soms deo volente ‘ its raining cats and dogs’. Laatst nog in een naburige provincie en de gemeente Leersum dat was niet alleen the cats and dogs. U hebt de beelden op uw beeldbuis kunnen zien. Amai, whats happening with the climate? Uw reis samen met uw hoogbegaafde vrind Jort ( bent u in het bezit van zijn zelf gefabriceerde certificaat van hoogbegaafdheid?, maar dat terzijde) zette geen zoden aan de dijk en op De Dijk, laat staan de palingen en andere kattenvoer. Zeg visboer Keizer, Smit of hoe u ook heet..doet u mij een bos palingen, dat daar ook nog ..ja knabbeljauw, knibbeling zonder saus en kruiden..eh nee niet inpakken..Warum nie? Das allemaal voor de roedel katten onder uw viswagen. Neu, deze komen van de markt in Spakenburg mot u wetuh..het zijn de kattuh die krabben alle krullen van de trap naar het kansel. Halleluja!, en.. pinnen of contant?