Vanavond staan ze in de finale van het EK Voetbal: de Italianen. Of ja, niet alle 62 miljoen, maar zij die geselecteerd zijn voor het nationale Italiaanse elftal, bijgenaamd de Azzurri. Een prachtig team dat een mooie weg aflegde om tot de finale te komen. Koene mannen met prachtige namen en – dat mag ook wel eens gezegd worden – de strakste jasjes voor wanneer ze niet op het veld staan. En dan bedoel ik die lichtgrijze exemplaren zonder boord. Klasse!
Waar de Italianen ook in uitblinken, is het theatrale vallen en kermen van de imaginaire pijn als ze over het gras rollen. Dat is bij voetbal vaak sowieso al debiel om naar te kijken, maar de Italianen hebben het haast tot kunst verheven. Kijk, dat ballet een Italiaanse uitvinding is dat zich ergens rond de Renaissance ontwikkelde, prima. Ballet maakt van de wereld een mooiere plek. Ik ben nog nooit naar een serieuze balletvoorstelling geweest, maar ik denk dat het straatbeeld stukken leuker wordt wanneer je daar slanke mensen in roze tutu’s ziet dartelen.
Wie ooit bedacht had om soortgelijk theatraal gedoe op sportvelden te introduceren, verdient een flinke pets in zijn gezicht met een handvol al dente spaghetti. Neem nou Ciro Immobile. In de wedstrijd tegen België tijdens dit EK stortte deze Italiaanse aanvaller zich vol overtuiging ter aarde. PIJN! schreeuwde zijn dramatische voorstelling, om letterlijk na enkele tellen weer springlevend op te veren om een zojuist gescoord doelpunt van zijn ploeg mee te gaan vieren. Alsof er niets was gebeurd dat ook maar in de buurt van fysiek letsel zou lijken. Het was aanstellen van de bovenste plank, zijn gedoe.
Een voorbeeld waarvan er genoeg zijn, met de Italianen vaak voorop. In het algemeen vind ik voetballers theatrale aanstellers. Ik zal je uitleggen waarom. Ik kom uit het skateboarden. Een bezigheid van de straat, of uit skateparken. Waar geskate wordt, wordt gevallen. Soms zacht, omdat je hebt leren vallen en je weet dat je de klap kunt opvangen door over een schouder door te rollen. Soms hard, en ja: dat doen pijn. Het heeft dan geen enkele zin om zielig te blijven liggen, met je hand op de grond slaand van “O HELP WAT BEN IK ZIELIG KOM ME OPRAPEN MASSEER MIJN SCHOUDER EN GEEF ME DRINKEN’.
Nee. Fuck die shit. Je staat maar gewoon op en gaat opzij, want de kans is groot dat je voor andere skaters in de weg ligt. Er komt altijd wel iemand checken hoe het met je gaat. Niet omdat ze ene reet om je geven, maar om de bevestiging dat ze niet in actie hoeven te komen om je moeder of een ambulance te bellen. Simpel.
Er zijn zat filmpjes van voetballers langs wie er een vinger waait, wat voor hen reden genoeg is om zich ter aarde storten alsof ze een zesdubbele kaakbreuk hebben opgelopen. Aanstellers, dat zijn het. Niet bij skateboarders. Die storten zich keer op keer van een trap, omdat ze een trick willen landen die zij over die treden willen maken. Niemand die hen dwingt, niemand die zegt dat ze moeten. Uit pure zelfdiscipline gaan ze net zo lang door tot de trick wordt geland. Vaak letterlijk met vallen en opstaan. Omdat zij weten: liggend op straat kun je niet de prestatie leveren die je voor ogen hebt.
Ik denk niet dat er ook maar één Azzurri is die vanavond op het veld staat, die ooit heeft geskateboard. Het overdreven theatrale gedoe van dat vallen en die nepperij van ze zal de enige smet zijn op de beker die ze vanavond mee naar huis nemen. Forza, Azzurri.