“Vanavond eten we soep“, app ik naar mijn dochter. Want ik weet hoe gek ze is op soep, geserveerd met Turks brood en kruidenboter.
“Wanneer!” krijg ik terug. “Vanavond,” type ik terug. En mijn dochter blijft maar berichtjes sturen. Iets wat ze normaal niet zou doen. Standaard ontvang ik emoticons van zielig kijkende gele gezichtjes als ze zin heeft in iets lekkers, of hartjes als ze mij wil laten weten dat ze van me houdt.
Ik begrijp het gesprek niet helemaal. Waarom stelt ze vragen? Ik dacht dat ze met een vrolijk geel gezicht zou antwoorden, maar ze vraagt mij of ik een grapje maak.
Zo gek is het toch niet? Soep als avondeten?
“Tenzij mama besluit om iets anders te maken,” type ik dan maar terug. Voor hetzelfde geld heeft mijn vrouw vanmorgen de kinderen macaroni beloofd, en weet ik dat niet. Dan snap ik best dat Dochter geen zin in soep heeft.
Of, erger nog, haar moeder gaat orzo serveren. Het lievelingseten van Dochter. Dan is een bord tomatensoep maar een suf maal. Natuurlijk heeft ze daar geen zin in.
Het gesprek zit mij niet lekker. Ik ben er door afgeleid. En terwijl ik een mailtje naar een klant tik weet ik wat mijn dochter denkt. Denk ik.
Dat ik weer eens van die hele stomme soep ga maken, die ze helegaar niet lust. Gorgonzolasoep bijvoorbeeld. Dat vindt ze niet te nassen. Of een goede Soljanka, daar houdt ze al helemáál niet van. Ik ga haar even duidelijk maken dat ze gewone, simpele tomatensoep krijgt.
“Ja joh, tomatensoep voor jullie en voor mij een blikje champignonsoep,” tik ik. Met Turks brood, moet ik eigenlijk nog typen, bedenk ik. Dan is ze om.
Maar ze komt zelf al met het verlossende woord:
“Ik las snoep in plaats van soep.”