Een niet te bevatten en aan het oog onttrokken idioten-project
“Weet je wat mooi is”, zegt hij terwijl hij zacht door zijn baard wrijft. “We bevinden ons hier in Heerhugowaard op NAP -0,2. Dat vind ik een extraatje als ik aan het fantaseren ben over hoe het zou zijn om echt te duiken.” Ik luister naar hem, maar sla de informatie nog niet actief op. Daarvoor moet eerst datgene wat ik voor me zie ingedaald zijn. Naar (de omgeving van) Heerhugowaard gelokt met de belofte dat ik iets onvergetelijks mag aanschouwen, heb ik ja gezegd. Zelfs toen Marcel (zo heet mijn gastheer) behoedzaam het slot van de toegangsdeur van de oude fabriekshal haalde, had ik niet kunnen vermoeden dat ik oog in oog zou komen te staan met een exacte replica van ‘s werelds meest vermaarde -of beruchte- duikboot. In een verduisterde, goed beveiligde hal van een stokoude fabriek, ging bij mij het licht even uit, toen Marcel de lichten aandeed…
‘First contact’
Het begon allemaal met een telefoontje van Marcel. “Jij bent journalist toch? Ik lees weleens stukken van jou en volgens mij schrijf jij graag over opmerkelijke dingen…” Ik legde de voor mij onbekende man uit dat ik copywriter en redacteur ben, maar dat de rest wel klopte. Vroeg hem naar de reden van zijn telefoontje. “Ik heb een levensproject afgerond. Alleen ik weet ervan en ik wil dat het -anoniem- wereldkundig wordt gemaakt. Voor als ik er ooit niet meer ben. Als mijn project dan gevonden wordt, dan hoeft men niet te gissen naar het verhaal erachter…” Op mijn vraag of hij iets specifieker kon zijn, antwoordde hij: “Neem de moeite om naar Heerhugowaard te komen en ik zal je niet teleurstellen. Blocnote mee, camera thuislaten. En ik wil je graag vertrouwen. Ben je te vertrouwen?” Met een nieuwsgierigheid die aangewakkerd was en een hang naar avontuur zei ik volmondig ja. Er werd een datum geprikt en een plek afgesproken waar we elkaar zouden ontmoeten. Het BP-tankstation was daar volgens Marcel geschikt voor.
Meer dan 21 jaar eenzaam werken aan een utopisch project
Onze ontmoeting bij de BP was onwennig. “Je kunt de auto hier laten staan. Je mobieltje doe je maar in het handschoenvakje en alleen pen en papier gaan mee”, sprak de vriendelijk ogende baardmans. Ik schatte hem in als iemand van mijn leeftijd, een vijftiger. Dat ik mijn telefoon moest achterlaten deed me zeer, maar ik voldeed aan zijn verzoek. Eenmaal bij hem in de auto kwam het gesprek op gang. “Weet je, ik werk al meer dan 21 jaar aan een project dat ontsproten is aan een hersenkronkel. Chronische depressiviteit heeft me vaak op de rand van de afgrond gebracht en ik zocht naar iets voor mezelf, iets dat als levenswerk betiteld kan worden. Bonsaiboompjes kweken, daar doe ik het niet voor. Daarom besloot ik op een blauwe maandag in 1999 om de stoute schoenen aan te trekken. Door een erfenis die volledig mijn kant op kwam, had ik van het ene op het andere moment meer geld dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Geld waarvan ik niet wist wat ik ermee moest, ik was zo depressief dat niets, maar dan ook niets leuk leek. Er zat echter iets bij de inboedel die met de erfenis meekwam. Een pet. En niet zomaar een pet. Dat hoofddeksel heeft er letterlijk voor gezorgd dat er zich een plan ontvouwde in mijn getergde brein. Wat startte als een idee, werd een verslaving. Eigenlijk heeft het me met mijn depressie in leven gehouden, want ik had een doel. Vandaag ga jij als eerste en als enige zien wat daar uit ontsproten is.”
Al pratende zijn we aangekomen bij een oude fabriek, een lelijk gebouw dat aan de buitenkant vervallen oogt. De hooggeplaatste ramen bieden geen doorkijk. “Die heb ik geblindeerd”, legt mijn ‘ontvoerder’ uit. De toegangsdeur wordt door Marcel van het slot gehaald en weldra staan we in een soort sluis. Achter ons doet hij de buitendeur weer op slot. Met een vingerafdruk op de toegangsscanner hoor ik de tweede deur ontgrendelen. Een halletje met een aantal toiletten links, een kantine rechts, waar nog vieze kopjes op de tafels staan, de toegang naar een kantoortje, waar het vol ligt met tekeningen -bouwplannen lijken het wel- en een soort receptie trekken aan me voorbij. Dan komen we bij DE deur. Weer een vingerafdruk verder (het kost wat maar dan heb je ook wat, aldus Marcel) zwaait de deur naar de grote, donkere fabriekshal open. We stappen in volledige duisternis naar binnen en ik ruik de onmiskenbare geur van gelast staal.
In het donker bespeur ik een object van monsterlijke omvang. Lang, breed en hoog. Marcel haalt in een snelle beweging alle lichtschakelaars over en een voor een springen boven in de nok de tl-armaturen aan. Ik sta te knipperen met mijn ogen, niet alleen om aan het licht te wennen, maar vooral omdat mijn brein niet kan bevatten wat zich onthult. Ik sta naast een duikboot. Een gloednieuwe, van alle toeters en bellen voorziene duikboot. Naar adem snakkend vraag ik me af of ik in een droom zit. Marcel haalt me naar de realiteit: “Dass hier ist die U96-zwo!”, zegt hij triomfantelijk. Ik zie dat hij huilt. “21 jaar in eenzaamheid aan gewerkt. En nu kan ik het delen.”
Waarom, waarom, waarom…
Mijn geest besloot dat te aanvaarden wat niet genegeerd kon worden. We lopen om de duikboot heen, die in een stalen dok zweeft. “Alles klopt”, licht Marcel toe. “Zelfs de opschriften zijn exact nagemaakt. De binnenkant is ook helemaal klaar. Weet je nog dat ik je vertelde over die pet? Welnu, dat was een reserve pet van niemand minder dan Kapitein Lehmann-Willenbrock, kapitein van de echte U96. We kennen de film, das Boot. We kennen de historische foto’s en films. Die man was een zeeheld. Zijn pet bracht rust in mijn hoofd en toen ontstond het krankzinnige idee om de 3 miljoen euro die ik had geërfd gewoon op te maken aan iets dat ik later mijn levenswerk zou mogen noemen. Aanschouw mijn levenswerk.”
Binnen in de duikboot wordt het nog ernstiger. Overal Duitse opschriften in correcte lettertypen. Metertjes, buizen, knoppen. Het is de Wereldoorlog 2 op de vierkante meter. “Alleen het eindeloos bestuderen van film en foto, om tot een zo natuurgetrouw mogelijk interieur te komen, heeft veel tijd gekost. Het huzarenstuk zijn de periscoopruimte en de kapiteinshut. Die kapiteinshut heb ik als eerste gemaakt, daar hield ik altijd pauze. Ook kwam ik vaak hierheen als het thuis niet lekker ging, om even af te kunnen schakelen. Dan zat ik soms een hele dag in die hut. Meer dan eens heb ik me afgevraagd of ik het vol zou kunnen houden en ik wist het echt niet. Vandaag weet ik het wel. Het is klaar.”
De vragen die in me opkomen zijn er meer dan ik kan stellen. De ‘waaromvraag’ heeft voorrang echter. “Omdat ik mezelf in leven wilde houden met iets dat groter is dan ik ben. Mijn vrouw zit in een rolstoel en die heeft 21 jaar lang gedacht dat ik ging fitnessen of naar andere evenementen ging. Soms was ik hele weekenden weg. Dan verzon ik iets. Ze weet hier tot op de dag van vandaag niets van. Wel heeft ze me verdacht van vreemdgaan, maar ik heb haar gelukkig altijd kunnen overtuigen dat zulks niet aan de orde was. Als ik met olie besmeurde handen thuiskwam, dan had ik zogenaamd weer eens pech aan de auto gehad. We hebben op haar verzoek een perfect lopende auto naar de sloop laten brengen, omdat er wel heel veel aan kapot ging in een bepaalde periode. Helaas moest ik daaraan meewerken, want ik wilde undercover kunnen blijven werken.”
Zeemansgraf op het droge
Marcel legt uit dat na zijn dood de U96-2 gevonden gaat worden. Het verhaal dat u nu leest staat dan al online en kan dan gekoppeld worden aan de vondst. “En mocht mijn vrouw eerder overlijden dan ik, dan maak ik er hier, in de kapiteinshut, een einde aan. Dat heb ik al besloten. Met een goede cognac, een lekkere sigaar en de juiste muziek schrijf ik dan mijn afscheidsbrief. Dan volgt er nog één sms’je. Die stuur ik naar jou, als je het goed vindt…” Ik schud hem met tranen in de ogen de hand. Wat een gek, maar ook weer niet. Nog zoveel vragen… maar Marcel wil weer terug naar mijn auto. “Kan ik rekenen op je, Jan? Dat je het verhaal schrijft, maar niet prijsgeeft wie ik ben en waar de U96-2 staat?” Ik beloof het hem plechtig.
Wow