Meneer pastoor heeft mij een prachtig trauma bezorgd. Omdat hij zijn lusten niet kon bedwingen, en ik als jong ventje niet de kracht had om hem van mij af te slaan.
Dat trauma beheerste voor lange tijd volledig mijn leven. Zeker in mijn seksuele ontwikkeling heeft het onuitwisbare sporen achtergelaten. Maar toen ik oud en krachtig genoeg was om terug te vechten heb ik de pastoor aangeklaagd. De strijd won ik, ook al was hij oneerlijk. Meneer pastoor was immers al overleden. Mijn rechtszaak was dan ook vooral voor mijn eigen genoegdoening van belang.
Het trauma beheerst niet meer mijn leven, maar het heeft nog steeds invloed op mij. En ik baal daar extreem van. Want ik wíl niet meer overvallen worden door het effect van iets dat 35 jaar geleden gebeurd is. Toch word ik nog steeds met mijn neus op de feiten gedrukt; ik raak dit trauma nooit meer kwijt.
Vandaag moest ik een hartfilmpje laten maken. Er was niets op te vinden, maar ik lag ongeveer een half uur met ontbloot bovenlijf op zo’n plastic bed, versierd door een uitgerold stuk papier. De doktersassistente vertelde mij dat soms een collega mee komt kijken en voor ik er erg in had maakte ik kennis met een tweede dame. Professioneel plakten ze de stickertjes op mijn borst, armen en benen. Daarna gingen ze een deel borsthaar weg scheren, want die stickertjes bleven niet plakken.
Ze zaten aan me.
Ze keken niet naar mijn lijf. Ze waren bezig met hun werk. Niets duidde op een gevaarlijke situatie. Maar mijn hele lichaam was verstard. Ondertussen kletste ik vrolijk met de dames mee en maakte ik flauwe grapjes. Want mijn overlevingsmechanisme nam het van mij over; vooral niets laten merken.
Het apparaat weigerde dienst, en een derde dame werd gevraagd om te komen kijken. Zij drukte met de muis op wat knopjes, en ze startte een programma opnieuw op. De dame zág mij niet eens. Maar ik lag ondertussen in doodsangst op het witte stuk papier. Wat ik natuurlijk niet liet merken. “Control alt delete werkt altijd. Of even van het netwerk af,” wist ik wijselijk uit te brengen.
Alsof ik verstand van computers heb.
Ik voelde mezelf in een voor mij zeer bekend gitzwart isolement terug kruipen. Een psychische staat waarin ik val als de emoties te hoog worden. Destijds mijn enige veilige plek, nu vooral erg onhandig.
Toen ik thuis kwam, kletste ik keurig met mijn dochter en haar vriendinnetje mee. Snel at ik een boterham en ik ging een uur met de hond lopen. Daarna ben ik mezelf onder de douche maniakaal gaan schoonschrobben. Ik voelde me extreem smerig. En rationeel weet ik dat het onzin is, maar emotioneel voelt elk stukje lichaam als walgelijk vlees aan. Emotioneel kan ik niet anders dan de overtuiging hebben dat ik het waard ben om misbruikt te worden. Dat is het enige waar ik goed voor ben.
Dat gevoel slijt wel weer. Veel sneller dan voorheen.
Ik kan er alleen nog steeds niet zo goed mee om gaan. Ik wíl het niet voelen. Daarom besluit mijn systeem om zich af te sluiten van alles en iedereen. Zodat er niet nóg meer binnen komt.
En vooral vandaag is dat niet handig.
Straks gaan we uit eten. Lekker een avond met het gezin weg. Ik zal er alles aan doen om er psychisch bij te zijn. Ik geef mij niet gewonnen. De pastoor verliest. Weer. Hoeveel energie me dat ook zal kosten. Mijn kinderen worden niet ook zijn slachtoffer.
Maar situaties, zoals bij de doktersassistente, komen intens binnen. Het besef dat ik nooit écht dit trauma kan overwinnen wordt weer pijnlijk bevestigd. En dat is voor mezelf, maar ook voor mijn gezin heel verdrietig.
Knap dat je dit deelt. Ik herken het maar al te goed. Elk woord in je verhaal komt aan. Ik heb het met hypnose gedeeltelijk opgelost maar dat werkt maar gedeeltelijk. Ik heb nog steeds een speciale tandarts die het geduld kan opbrengen elk half jaar werkzaam te zijn in mijn mond. Eigenlijk ben ik toe aan een frame-prothese, maar eerdere pogingen om te “happen” (klei in je mond om de vorm te bepalen? liepen op een drama uit omdat ik dacht te stikken en geheel in paniek raakte. Dus ja, na zo’n pastoraal ‘kerkgebruik’ heb je levenslang.