Wie me een beetje kent, weet dat ik een echte gadget-ekster ben. De enige reden dat ik vroeger naar Bond films keek, waren de technische snufjes waarmee James op pad gestuurd werd. Door de jaren heen heb ik meer geld uitgegeven aan elektronica dan goed is en nog steeds gaat mijn hart sneller kloppen bij het zien van nieuwe technologieën. De ontwikkelingen kunnen me niet snel genoeg gaan. Het mooiste is dat ik helemaal niet voorbestemd was om techniek en elektronica te omarmen. Als kind was ik eigenlijk een boekenwurm, een dromerig, in zijn eigen fantasiewereld levend ventje, met gevoel voor taal. En een hang naar science fiction, dat ook. Dat ik de wereld van soldeerbouten en printplaten binnen gesleept werd, lag hoofdzakelijk aan één familie in ons kleine dorpje Ruurlo. De Kootstra’s. Mijn ouders waren bevriend met deze familie en als kind kwam ik graag mee op bezoek bij hen.
Regel 1: als een apparaat schroefjes heeft, dan moet het ook open
Als ik het heb over de Kootstra’s, dan heb ik het over Pa en Ma (Jan en Mien) Kootstra en hun drie zoons Wim, Harm en Cor. Hun huis stond aan de rand van het pittoreske Ruurlo, een statig herenhuis, op een heuvel. Je kon niet tegen de oprit op fietsen, zo stijl was die. In de erker aan de voorkant van het huis bevond zich een radio- en televisiewinkel. Pa Kootstra zwaaide daar de scepter, het waren de dagen van de bakbeesten van kleurentelevisies, Philips pronkstukken met de eerste tiptoetsen en oranje Nixie buizen die de zender aangaven. De hele familie, op Mien na dan, was volledig verslingerd aan het vak van radio- en televisiereparateur. Alles werd voor de lol uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet, alleen maar om te kijken hoe het werkte. Dat daarbij af en toe iets sneuvelde, vergeten we maar even. Het Quod Erat Demonstrandum gehalte van de drie zoons overtrof dat van hun vader. Tegenwoordig zouden we als reden voor deze sloopmanie opgeven: omdat het kan.
Kinderoppas? Home Improvement!
Mijn eigen vader en moeder hadden rond mijn 10e levensjaar (1979) de behoefte om eens wat vaker uit te gaan. Er moest oppas voor mij en mijn zus geregeld worden en “de jongens van Kootstra” waren de ideale oplossing hiervoor. Het maakte niet uit wie er kwam oppassen, zodra de achterlichten van de auto van mijn ouders kleiner werden, moesten we de eetkamertafel ontruimen, de soldeerbout van mijn vader zoeken en stond weldra alle stereo-apparatuur van pa uitgestald op tafel. Schroeven maar! Alles werd open gemaakt, er hing een indringende geur van soldeerhars boven de tafel en de ene na de andere “verbetering” werd gedaan, aan radio, versterker, platenspeler, cassettedeck en televisie. Om er een paar te noemen: “meer zenders ontvangen”, “een brommetje uit de lage tonen halen”, meer “pitch” toevoegen, “toerental bijstellen”. We kregen als kind al snel de indruk dat mijn vader regelrechte troep had gekocht en waren gruwelijk blij dat de arme man belangeloos geholpen werd door Wim, Cor en Harm. Dat de heren het met elkaars reparaties niet altijd eens waren, bleek uit het feit dat een deel van het vertier vaak bestond uit het opheffen van de aanpassingen aan de elektronica, welke gedaan waren door een van de andere broers.
Iedere man heeft een soldeerbout in de auto, toch?
Helemaal dol werd mijn vader ervan. Hij heeft zelfs de soldeerbout verstopt op een bepaald moment, gelukkig hadden de jongens van Kootstra die zelf in de auto liggen. Als kind zat ik dus met mijn neus bovenop de elektronische ingewanden van alle apparatuur en leerde ik dat het openen van een apparaat en er eens stevig met de soldeerbout doorheen roeren, niet het einde van de wereld inhield. Al deed mijn vader dat wel voorkomen.
Jong geleerd, oud gedaan…
Radio Kootstra sloot haar deuren toen Pa Kootstra met pensioen ging. Wat overbleef was een klein schuurtje achter het huis, tot de nok gevuld met onderdelen en apparatuur. Een grote werkbank diende nog steeds als werkplek en ik mocht daar als jongetje menig uur doorbrengen met de gepensioneerde techneut. Regelmatig ging ik er op mijn fietsje even langs, om vervolgens privéles te krijgen in het functioneren van condensatoren, weerstanden en potmetertjes. Voordat ik naar huis ging, werden mijn handen vol geduwd met onderdelen, om thuis mee verder te experimenteren. Allemaal uitbreiding op de eerder gekregen experimenteer dozen die Pa Kootstra me had gegeven, volgens mij van Philips. Zo begon mijn liefde voor elektrotechniek vorm te krijgen. Dat het later (1981/1982) nog verder uit de hand zou lopen, dankzij de introductie van de homecomputer (ook de ‘schuld’ van de jongens van Kootstra, met hun Sinclairs), wist ik toen nog niet.
Inmiddels is schrijven over technologie één van de diensten die ik zakelijk lever. Met dank aan de Kootstra’s. Oh en er staat nog steeds een ZX Spectrum op de zaak. En ik schroef nog steeds alles open.