Afgelopen weekend ben ik volwassen geworden. Officieel.
Hoewel. Misschien ben ik niet officieel volwassen geworden. Ik ben immers al 43. Maar ik ben dan toch sowieso sinds zaterdag jongstleden officieel een oude zak.
Ik ging naar Leiden. Het leven vieren met de man die ik al 30 jaar mijn beste vriend mag noemen. We gingen goed veel vlees eten. Maar eerst even poolen. Mijn beste vriend leidde mij naar een klein poolcafeetje, gevestigd in een oude kerk. 4 Tafeltjes, een kleine bar en een dartbord. Dat was het. Oh, en jaren 70 rock uit de speakers. Prima dus.
Vriend bestelde een witbiertje van de tap en ik dronk Sprite. We liepen naar één van de tafels en driftig begon ik de ballen in het houten driehoek te proppen. Vriend krijtte zijn keu blauw en stootte af. Hij wilde naar de andere kant van de tafel lopen, maar moest even wachten tot de jongen naast ons zijn beurt speelde; er was weinig ruimte tussen de tafels.
Ik keek naar de ventjes naast ons. Twee doerakken van hooguit veertien. De baard net in de keel, de broek op de groei gekocht. Schuchter scanden ze telkens weer de ruimte. Wat zouden die volwassenen van hun denken? Tegelijkertijd deden ze stoer naar elkaar. Ze waren immers op een zaterdagavond zonder ouders in een café een spel aan het spelen. Hoe vet is dat?
Elke keer als Vriend of ik tussen de tafels liepen stopten de jongens hun spel. “Gaat u maar eerst hoor, meneer,” zeiden ze dan. Heel beleefd. En als ze weer eens de witte bal van de tafel stootten probeerden ze heel stoïcijns de bal terug naar het groene velours te brengen.
Angstvallig staarden ze naar de klok. Geen seconde langer dan een uur konden ze poolen. Want daarna was hun geld op. Maar één colaatje kon er nog net vanaf.
Toen er een bekend nummer uit de boxen schalde stonden de jongens ineens ongedwongen en a-ritmisch mee te dansen. De keu werd een gitaar, en een andere keu was een drumstokje. De jongens gingen volledig uit hun plaat, en even vergaten ze dat acht volwassenen hen geamuseerd aanstaarden.
Ik keek ernaar, en ik zag mijn vriend en mij, maar dan bijna dertig jaar geleden. Een grote golf nostalgie overviel mij. Ik vond het prachtig. Ik zag een levenslange vriendschap tussen twee jong volwassen knapen.
Mijn vriend en ik moesten gaan eten.
Ik rekende snel af en ik vroeg de bardame om, nadat we weg waren, de twee knapen op mijn kosten een colaatje te brengen.
Het leven moet je immers vieren.