“Wanneer geeft u mij een knuffel?” vraagt kleine Elton aan zijn vader, in de film ‘Rocketman‘. Hij moet zich niet aanstellen volgens papa. Terneergeslagen druipt Elton af. Later in de film stelt kleine Elton dezelfde vraag aan de volwassen versie van de wereldster die hij geworden is. En grote Elton knuffelt.
Ik knuffel niet. Niet uit mezelf. Ik kan dat niet. Het voelt onnatuurlijk.
Mijn vrouw went daar niet aan. Ze accepteert het, maar wennen doet het nooit. Als ze echt in de put zit vraagt ze mij om haar stevig vast te houden. Wat ik doe, maar de noodzaak erachter voel ik niet.
Laatst knuffelde ik mijn dochter. Meer als grap, maar ze reageerde positief verrast. “Dit is de eerste keer dat je mij uit jezelf een knuffel geeft papa,” riep ze vrolijk. De rest van de avond heb ik mij rot gevoeld.
Mijn dochter beschreef in die ene prachtige volzin hoe ver ik nog weg ben van wie ik wil zijn. Ik dacht dat ik een liefhebbende vader ben. Iemand die weinig problemen meer heeft met het tonen van affectie aan geliefden. Maar mijn vrouw bevestigde de woorden van mijn dochter. “Zij knuffelt jou elke dag, maar je zal er nooit uit jezelf eentje aan haar geven. Of aan je zoon.”
Een pijnlijke waarheid.
Ik heb nog een lange weg te gaan. Maar ik weet dat ik al een heel end op weg ben. Maar vooralsnog is alle vorm van gevoel aangeleerd.
Sociale vaardigheden heb ik afgekeken van anderen. Van mensen uit het theater, in een film of op tv. Gedrag dat ik feilloos weet te kopiëren en waar ik best ver mee kom. Veel mensen zien mij als een heel sociale man. Zelfs als iemand die zich erg in een ander kan inleven.
Maar ik voel het niet. Trauma’s uit mijn jeugd hebben mijn gevoel uitgeschakeld. Affectie en intimiteit staan nog steeds gelijk aan levensgevaar.
En toch. Ooit knuffel ik de jonge versie van mezelf.