
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Simone eet sinds enige tijd vega. Vanwege klimaat en dierenleed. Vind ik prima, zolang de -n maar achterwege blijft; dan ga ik het lastig vinden met koken. Groot nadeel is dat ze het sindsdien voortdurend koud heeft.
“Pap, mag de verwarming asje-ásjeblief wat hoger?” smeekt ze voor de zoveelste keer.
“Nee. Het gas groeit me niet op de rug, hè. Trek maar een extra trui aan. Of je winterjas. En scheer je haren niet meer. Kweek een wintervacht. Doe ik ook.” Ik wrijf even over mijn stoppels.
“Wintervacht is een no-go. En mijn winterjas trek ik echt niet meer aan. Daar zit beest in! Die bontkraag, ieuw… En er zitten ook nog eens van die leren stukjes aan.” Ze wijst op de plakjes leer die – in plaats van metalen ringetjes – de koord-gaatjes voor uitscheuren bewaren. Ik zou niet weten hoe ik die minuscule dingen anders moet beschrijven.
“Nou en? Je hoeft je jas toch niet op te eten? En je hebt toch ook af en toe leren schoenen aan! Daar zit ook beest in.”
“Dat is anders.”
“Nee, dat is níét anders. En toevallig is die bontkraag van imitatiebont.”
“Dat is jouw waarheid. Mijn waarheid is anders. Laatst las ik dat nepbont ook vaak van echte dieren gemaakt wordt.”
Heeft ze daar een broodje aap geslikt? Ik google snel. Hè jammer. Het klopt.
“Sowieso wil ik ‘m niet meer aan, want in dat ding zie ik eruit als een opgezwollen koala.”
Ik zucht maar eens. Vrouwen…
Twee dagen later maak ik me wat zorgen; het kouwelijke kind is niet op de gebruikelijke tijd thuisgekomen. Ze is veel te laat. En dat bij deze kou. Raar. Dan hoor ik de sleutel in het slot.
“Ik ben de stad in geweest!” roept ze al bij de deur. “En raad eens wat ik gekocht heb?”
“Chocola en wodka,” antwoord ik verveeld, maar opgelucht.
“Nee! Een nieuwe winterjas! En nog een hele degelijke ook! Lekker warm en zónder beesten erin. Ik stuur je wel een tikkie, want ik heb ‘m zelf voorgeschoten.”
De kinderen krijgen vooralsnog hun kleding van mij, want kleedgeld is me teveel gedoe.
“Hola, eerst zien. Dan betalen. Ik wil weten waar mijn doekoe naartoe gaat.”
“Hij is echt heel mooi én warm, hoor!” benadrukt ze nog maar eens, voor het geval dat ik haar niet geloof. Met veel tamtam haalt ze haar nieuwe jas uit de tas en trekt hem aan.
Mijn verbijstering spreekt boekdelen, zo blijkt. Verschrikt staart ze me aan.
“Niet goed?”
“Euh… Kort…” stamel ik. De jas – voor zover je het een jas kunt noemen – komt tot net onder haar borsten. Langer is ie niet. Het is meer een naveltruitje, maar dan in winterjasvorm. Dik gevoerd als een donzen parka, maar met een soort van vaalwitte, wollige buitenkant. Op zijn minst schaapachtig te noemen.
“Ik heb er zelfs een bijpassende muts bij!” Protserig plant ze een evenzo vuilwitte muts op haar hoofd.
Het plaatje is compleet: ze lijkt nu net zo’n opgeknipte showpoedel.
“Ja, die gaat vást helpen. En wat doe je dan om je buik? Straks krijg je nog blotebuikenontsteking.”
“Jee pap, jij hebt echt geen idee van mode, hè. Dit is ín! Bij mij op school in ieder geval wel!”
“In of uit, zal me worst wezen. Je lijkt nu net… eh… een steroïden snuivende bodybuilder. Zo’n gepimpte uitsmijter met enorme borstkas, giga biceps en veel te dunne beentjes. ”
“Nou ja, JIJ hoeft hem ook niet aan. Als ik m’n geld maar terugkrijg.” Getergd draait ze zich om en loopt naar de gang.
“Vanavond eten we kip zonder beest! Oh, en die muts, is dat wol?” roep ik haar nog snel na. Ze komt terug, verrast door mijn plotselinge interesse in haar nieuwe hoofdtooi.
Samen kijken we op het labeltje. Yep. 100% schapenwol.
“Béést!” roep ik sarcastisch, terwijl ik naar de muts wijs. Vol venijn kijkt ze me aan. Volgens mij lust ze mij nu rauw. Laat ik mijn opmerking over die opgefokte poedel maar voor me houden.