
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Na het ‘succesvol loslaten’ van mijn kroost is nu het ‘succesvol nee zeggen’ aan de beurt. Elke tegen een ander uitgesproken ‘nee’ is immers een vette ‘ja’ voor jezelf. En wie wil dat nu niet? Daarom zeg ik tegenwoordig steeds vaker volmondig ‘nee’ tegen Nick en Simone. Ik durf!
Toegegeven: ik heb het moeten leren. Ik kon het vroeger ook al wel (een beetje), hoor. Maar het was altijd nét te halfslachtig. Vooral in de supermarkt – de eeuwige bron van ouderlijke ergernissen als je een stel jengelende zeurkleuters met je meesleurt – was het bal. Ja, ook ik heb die fase doorleefd. Twee keer, maar liefst. En ik weet het; gejengel om van alles en nog wat, hóórt nu eenmaal bij een kind. Iets met grenzen aftasten en zo.
Simone kon als kleuter bijvoorbeeld eindeloos zeuren om stickers voor haar stickerboek. Voetbalplaatjes, spaarzegels of andere meuk, maakte allemaal niks uit. Als het maar plakte.
“Pap, ik wil die stickers!”
“Ach, schatje…” (Maar ja, da’s geen nee)
“Ik wil die! Die heb ik nog niet!”
“Oh echt, Siempie, hou op…” (Ja, dat is óók nog steeds geen nee)
“IK! WIL! DIE! STICKERS! En ik wil ook een nieuw stickerboek!”
Krijsniveau bereikt.
En zo tufte ik, de opvoedkundig afkeurende blikken van mijn medeklanten negerend, naar de groenteafdeling, scheurde een paar blaadjes van het blok voor foute weegstickers naast de weegschaal en plakte daar alle mogelijke barcodes op.
“Hier, lieffie, heb je je stickerboek. Inclusief stickers. En ‘bananen’ heb je zelfs twee keer, dus die kun je nog ruilen.”
Resultaat: huilen. En nog meer afkeuring van omstanders, nu vanwege mijn pedagogisch totaal foute aanpak. En dat alles omdat ik geen simpel, standvastig “nee” over mijn lippen kon krijgen.
Maar tijden veranderen. Ik kan het nú dus wel. Een beetje. Voordeel van het langzaamaan ouder worden, van zowel mijn kinderen als mijzelf. Weliswaar volgt op iedere ‘nee’ nog steeds steevast de irritante waarom-vraag, maar ik ben nooit te beroerd om toe te lichten. Dat doe ik met alle liefde, ik top-pedagoog.
“Pap, mag ik een banaan?”
“Nee.”
“Waarom niet?”
“Omdat we geen bananen hebben.”
Want bananen zijn vies. Kiwi’s niet. Dus die heb ik wel. Inclusief stickers. Maar die hoeven ze nu niet meer.
“Pap, kun je mij effe naar Lara brengen? Het regent bakkeien…”
“Nee.”
“Waarom niet?”
“Omdat ik niet jouw koelie ben.”
Immers, waarom zou ik benzine verspillen aan puberbenen die niet nat willen worden, terwijl ik net met een biertje op de bank wil ploffen?
“Pap, mag ik een paard?”
“Nee.”
“Waarom niet?”
“Ik heb al een paard. Jou.”
“Pfff. En jij zegt ook áltijd nee!!”
“Ja.”
Helaas zijn de kinderen zelf inmiddels ook héél goed in ‘nee’ zeggen. Op peuterleeftijd hebben ze daarvoor natuurlijk al keihard getraind; zíj wel. En nu zijn ze dus uitgegroeid tot expert level. Véél beter dan ik.
“Nick, kun je alsjeblieft je kamer opruimen en je vuile stinksokken in de wasmand pleuren?”
“Nee.”
“Waarom niet?”
“Omdat het mij niet stoort. Jou wel, dus als jij het anders wilt: doe het zelf?”
“Simone, wil je even jouw haren uit de douche weghalen? Die hangen er nog.”
“Nee.”
“Nee? Nee, hè? Maar gelukkig weten wij allebei: nee is nooit nee bij jou. Nee is enkel een synoniem voor: ‘Doe ik later wel. Ooit. In een volgend leven’, toch? Ja?”
“Sjezus, dramaqueen!”
“Nee.”
Het beste en mooiste woord in de vocabulaire van iedere pedagogisch spaak gelopen ouder. Past ook nog eens perfect bij deze tijd. Negatief is immers het nieuwe positief. Maar daarover een volgende keer (misschien) meer. Of niet.