
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Zoals gezegd ga ik dit jaar werken aan een dosis positiviteit. En daar ben ik vorige week al mee begonnen: ik heb mijn buren getest op hun geschiktheid voor een positief jaar. Wie van hen heeft er nog hoop op beter?
1 Januari, kort voor middernacht. Ik pak een tweede fles rosé champagne uit de koelkast (de eerste had ik daarvoor al soldaat gemaakt) en stop de van gisteren overgebleven mega-sterrenflikkers, van die superlange gevallen, samen met een zippo in mijn jaszak.
Om 2 voor 12 laat ik buiten op straat de kurk knallen en stop de fles in de andere zak van mijn anorak. Met een goed gevuld glas loop ik, opzettelijk laveloos lallend, naar de buren rechts. De buurman doet open, in klassiek slaaptenue.
“Happy New Year, Happy New Year, maybe we’ll… have a beer!” zing ik uitbundig op de melodie van ABBA, terwijl ik omslachtig een sterrenflikker aansteek. De buurman kijkt mij onderzoekend aan. Ik kijk blasé terug. “Or lose an ear…” vul ik aan.
“Gaat het wel helemaal goed, Denis?”
“Ik dénk… van wel.”
“Mooi. Kom dan morgenochtend maar terug.” En toen was de deur weer dicht.
Deze buren zijn afgevallen. Geen lol aan.
“Het ís al morgenochtend,” mompel ik tegen de gesloten deur.
Ik schenk nog een glas in en loop door naar de overburen. Immers: nieuw huis, nieuwe kansen. Deze buursujetten hebben zo’n knop die je uit de deurpost moet rukken, zodat er binnen een lullig mechanisch belletje weerklinkt. Sloom schuifelend slipper-geslof aan de andere kant. Door de deurspion zie ik het licht in de gang aangaan. Even later is het weer weg; overduidelijk geblokkeerd door een door de spion glurend oog. De deur blijft dicht. Ik ben afgekeurd.
“GLUKKUG NUUWJAAR!!” blèr ik door de brievenbus.
“Rot op man, nieuwjaar was gisteren,” hoor ik tot mijn grote genoegen.
“Nee hoor, vandaag is ‘t dat ook nog steeds!” joel ik jolig terug.
Ook deze buren hebben mijn nieuwjaarstest niet doorstaan.
Nog maar een glaasje dan. Bubbelrosé is best lekker; niks ‘vrouwenbocht’.
En dóór. Op naar de buren links. Hun bel doet het helemaal niet meer; er zit een grote roetvlek op het spreekgedeelte en de knop eronder is lichtelijk gesmolten. Ik vermoed dat hier een ongewenste vuurwerkenthousiasteling bezig is geweest. De vuurpijl paste vast pérfect in die kier tussen knop en omhulsel. Creatief met knallers.
Inmiddels is het tien over twaalf. Ik bons op de voordeur.
“Blijf met je tengels van mijn deurbel af!” klinkt het bits via de parlofoon, die het blijkbaar nog wel doet.
“Doe ik toch? Ik héb niet gebeld! Ik heb geklopt!” roep ik verontwaardigd.
“Klopt. Ga dan nu maar weer ergens anders belletje trekken. We hebben gisternacht genoeg knallend bezoek gehad.”
Ook deze buren zijn de nieuwjaarslol reeds ver voorbij.
Dan maar naar de oude dame schuin tegenover. Haar bel is nog intact. En ik heb goede hoop op tenminste één positieve buur. Ik ben benieuwd of ze opendoet. Dat doet ze.
“Hallo? Wie is daar?” klinkt het vriendelijk, edoch enigszins achterdochtig, vanachter het deurkettinkje. En terecht: er zijn tegenwoordig zoveel rare mensen die zomaar overal aanbellen…
“Ikke ben ‘t, Denis van tegenover! Ik wou enkel even wat wensen. Een tof tweeëntwintig en zo!”
Prompt zwiept de voordeur helemaal open. Kijk aan, kijk aan.
“Ha, die Denis!” Daar staat de buurvrouw, een krasse, voor zover mij bekend enigszins eenzame 75-plusser met een grote voorliefde voor advocaat en likeurtjes. Een brede lach siert haar wangen. “Ach da’s nou leuk van je. Maar heb je niet de verkeerde middernacht te pakken? Dat met die beste wensen, dat was toch echt gisternacht, jongen.”
“Weet ik, weet ik. Maar ik wou even preventief testen, zo in het nieuwe jaar: kijken wie van mijn buren na twee jaar pandemie nog steeds positief is. En wie de lol van een een verlengde jaarwisseling inziet.”
“Ik, ik!” grijnst ze.
Ik steek een nieuwe sterrenflikker aan en geef haar die.
“Geen angst, ik heb de stalen steeltjes braaf ontsmet!” grap ik.
Vergenoegd pakt ze hem aan. Als een jong meisje draait ze sterrenrondjes in het donker. Haar ogen twinkelen mee.
“Dit is leuk. Een tweede-kans, tweedehands Oud en Nieuw,” grinnikt ze. “Goed idee ook. In deze tijden zou je elk begin van een nieuwe dag om middernacht moeten vieren, nietwaar?”
“Zo is het. En van alle buren bent u de enige positieve,” vertel ik, “en daar ben ik heel blij mee.”
“Ach, ben ik ook eens een keertje positief. Was ik nog niet dit jaar, haha! En negatief kun je sowieso nog lang genoeg zijn.”
“Precies. Dáár moet op gedronken worden!” Ik trek de fles uit mijn jaszak.
“Mag dat ook met m’n advocaatje? Ik lust geen bubbels, daar moet ik zo van boeren.” Ze pakt haar breedbuikige borrelglaasje met gele smurrie en een dot slagroom van het dressoir in de gang en houdt het omhoog. Blijkbaar was ze al in haar eentje tweede nieuwjaarsdag aan het vieren.
“Proost jongeman, op een heel goed, heel nieuw jaar! En nog vele goede nieuwe dagen en jaren erbij, wat jij!”
Haar Zwarte Kip kust mijn Rinkelende Rosé. Haar schalkse blik is goud waard. Deze buuf heeft het begrepen. Zij heeft nog hoop. En vertrouwen in haar nabije medemens; ze vraagt niet eens of ik wel ingeënt ben.
Bovendien: ze noemde me jongeman! Bij deze gezellige buurvrouw ga ik vást nog vaker op bezoek. En alsof ze mijn gedachten kan lezen, meldt ze: “Morgennacht mag je best wel wat eerder het nieuwe jaar komen vieren, hoor!”
Enfin. Testuitslag: drie keer negatief, één keer positief.
Drie sjacho’s en een nieuwe buurtvriendin.
Daar red ik het wel mee in dit nieuwe jaar.
Hoop doet leven.