
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Ineens is ie er, die vrijheid. De 25e februari gaat kennelijk onze bevrijdingsdag 2.0 worden. Geen met G’s gevuld Coronatoegangsbewijs meer (tenzij er meer dan 500 mensen bij elkaar op schoot gaan zitten), geen mondkapjes meer (behalve dan in het OV en op ‘t vliegveld en…), geen abnormale openingstijden meer (mits je de pre-pandemische openingstijden ‘normaal’ vond). En, oh joepie de poepie: we mogen weer normaal en zonder omhaal naar het buitenland reizen! Of wacht. Nee. Dat toch niet. Want ieder land heeft andere entree-regels. Ach, dat is van later zorg. Voor als we op vakantie gaan.
VRIJHEID!!!
De reactie van mijn huisjeugd op de aangekondigde bevrijdingsdag was echter pislauw, hun vreugde over een toekomst vol herwonnen vrijheden minder dan matig.
“Vrijheid… Wat moet je ermee? Voor mij verandert er niks. De stress op school wordt er niet minder door, integendeel. Alles is nog steeds Corona hier en Corona daar, want iedereen is besmet en in de herfst komt er sowieso een nieuwe variant from hell, dat weten ze nu al.” Een uiterst sombere blik begeleidt Nicks woorden.
“Tijd voor concerten en dat soort gedoe had ik toch al niet en heb ik nu, in alle vrijheid, nog steeds niet. En als ik straks, theoretisch, een keer uit huis zou willen, moet ik eerst op zoek naar waanzinnig goed betaald werk, áls er dan überhaupt nog werk is, en een kamer. En die is sowieso niet te betalen. En daarnaast mag ik me als jongere nog druk maken over het klimaat en natuurrampen en allerhande machtsoorlogen tussen ouwe mannen. Nou lekker dan, die toekomst.”
Oei.
“Ja, en die digitale pas gaan ze ook echt niet meer afschaffen, hoor pap. Als je dat denkt, ben je wel heel naïef,” beleert Simone mij. Ik was me er niet van bewust dat zij zich daar al zo in verdiept had. “Ja, Maartje hield daar een spreekbeurt over. Op school. En Maartje zegt dat haar vader zegt dat dat ding blijft. Voor eeuwig.” Ze kijkt er bijna plechtig bij.
“Daar staat straks ook je social credit rating op en die bepaalt dan wat je nog mag en wat niet meer, omdat je niet braaf bent geweest of schulden hebt. En je CO2-limiet staat er ook op. En als je daar dan overheen bent, mag je niet meer met je auto naar je werk. Tenzij het een e-auto is. En de verwarming gaat gewoon uit als je teveel hebt uitgestoten. Tenzij je een warmtepomp hebt. Volgens Maartje dan,” orakelt ze. Ik ken Maartje niet, maar het lijkt me nu al een kutkind met woke ouders uit het pre-millenniale complotcircuit.
“Nou. Dat. En in de herfst begint alles dus weer van voren af aan. Wat nou vrijheid? Alles is tijdelijk met een regering als de onze aan ‘t stuur. Het volk op rechts een zomerse vrijheidsworst voor de neus houden en op links stiekem alsnog alles doorvoeren wat je tóch al zo graag wilde als overheid. Ik heb er nulkommaniksgeen vertrouwen in.” Nick staart droefgeestig uit het raam naar de zure februariregen, in afwachting van de grote storm. Misschien was Milieukunde toch niet zo’n geschikte studie voor hem; veel te veel negatieve windbuilen.
Ik ben in shock. Ik wist niet dat mijn kinderen inmiddels zó pandepressief geworden waren. Het was me wel opgevallen dat ze beduidend minder vaak lachen en regelmatig neerslachtig zijn, maar niet dat hun blik op hun toekomst zó gitzwart is. Moedeloos, dat is het enig juiste woord voor hun mentale toestand. Zorgelijk. Een maand of twee geleden was Nick nog best te spreken over zijn (nabije) toekomst. Wat is er in vredesnaam in de tussentijd gebeurd?
“Verheugen jullie je dan echt helemaal nergens meer op? Op de zomer bijvoorbeeld?” durf ik te vragen.
“Nee,” zegt Nick stellig.
“Waarom zou ik?” vraagt Simone.
“Nou, eh, omdat alles echt wel weer leuker gaat worden? En warmer? En zonniger? En beter? En vrijer? En omdat we dit jaar misschien eindelijk weer een keer op vakantie kunnen?”
“Op vakantie gaan is hartstikke slecht voor het klimaat.” Simone ploft op de bank.
Is dit een soort van nieuwetijdse februari-blues? Of hebben de maatregelen hun zin in de toekomst nu definitief vermorzeld? Zo zeer, dat ze zelfs de zin van het leven helemaal niet meer zien? Of is dit het resultaat van mijn eigen negatieve houding ten opzichte van de politiek en de overheid? Van mijn eigen depressieve fase vorig jaar? Ik móét iets zeggen. Maar wat?
“Ach kindertjes toch… Er is zijn nog plenty dingen die wél goed en mooi zijn! Dingen die laten zien dat er echt ook nog heel veel goede, fijne mensen zijn en dat er echt nog wel zoiets als toekomst in vrijheid bestaat. Er is nog zóveel waarop je je kunt verheugen en waar je naar uit kunt kijken! ” probeer ik.
“Oh ja? Wat dan?” klinkt het in koor.
Ja, wat eigenlijk? Hoe laat je – als je zelf al een half-depressieve scepticus bent – een stel pubers zien, dat deze herwonnen vrijheid na twee jaar pandemisch ploeteren echt wel iets goeds is? Dat er altijd hoop is, dat niet álles naar de verdoemenis gaat en niet iedereen alleen maar slechte dingen met de mensheid van plan is? Dat de vraag “wat dóé ik hier eigenlijk nog?” door hun generatie nog niet gesteld mag worden, maar voorbehouden is aan die van buurvrouw Mona?
“Die vraag stel ik helemaal niet,” mompelt Nick verongelijkt. “Ik vraag me enkel af, waarvóór ik het allemaal nog doe. Alles lijkt zo zinloos op de lange termijn…”
Ah, dáár is mijn ingang.
“Daarom denk ik dat je je meer moet concentreren op die kortere termijn. De lente, de zomer. En vooral niet verder kijken. Luister naar die mindfull mafklappers die krakelen dat je in het nú moet leven en die energetische eikelkoffiezuipers die vinden dat je in je kracht moet gaan staan en zo. Ik heb er niks mee, maar je hebt ook niets aan een mismoedig toekomstbeeld met allerhande rampzaligheden, waarop je zelf geen invloed hebt. Je kunt het toch niet veranderen. Je moet jezelf een dosis acceptatievermogen inspuiten, zodat je immuun wordt voor al die hopeloosheid.”
Het lijkt wel of ik tegen mezelf zit te kletsen. Ongelovig staren ze me aan.
“Dat doe jij zelf ook niet,” is het enige wat Simone erop te zeggen heeft.
En daar heeft ze misschien ook meteen de oorzaak van deze collectieve mood te pakken: ik. Want wat ik preek, moet ik ook voorleven. En daar haperde het nogal eens heftig, het laatste halfjaar. Of liever gezegd, de laatste jaren.
Al die tijd zat ik maar te duwen en te duwen tegen die deur die naar ‘ein-de-lijk weer gelukkig zijn’ moest leiden. En dan kom ik er nú pas achter dat ie naar binnen toe opengaat… Eens kijken of Mona nog een therapeutisch praatgaatje in haar toekomstvrije bejaardenagenda heeft.