Zo rond de klok van vier uur begint er in mijn mond – of eigenlijk meer in mijn hersenen – iets wakker te worden. Rond dat tijdstip beginnen zich signalen te ontwikkelen die me duidelijk willen maken dat lunch nu toch wel een poos geleden is, en het avondeten nog wel even op zich laat wachten. Buik wil inhoud, smaakpapillen willen smaak. Craving for borrelnoten!! schreeuwt het dan, terwijl het chipsalarm lustig door loeit.
Het tijdstip is jaren en jaren terug al geclaimd door de maker van een populaire poedersoep. Ooit woonde ik een spreekbeurt bij van de man van het reclamebureau waar we ‘Vier uur cup-a-soup’ aan hebben te danken. Een Vlaming, hij heette geloof ik Sjampie of iets dat zo klonk. Zijn conclusie in de aanloop van het vier-uurmoment was dat wij Nederlanders maar wat graag koffie dronken, maar dat we rond de klok van vieren de behoefte bleken te hebben aan een andere smaak. “Ah, gullie wilt gewôn zoute koffie!” was zijn doorbraakmoment, waarop een marketingtraject later de beker met soep met alle slogans van dien hun intrede deden. Dat zouden meer mensen moeten doen!
Los van de vloek of zegen die instantsoep in een mok is, blijft het feit dat we rond dat tijdstip wat willen eten – of slurpen. Iets zoutigs, iets van chips of een snel hartig hapje. ‘Een handje zout’ noem ik het, als ik mijn dagelijkse gang naar de chipskast maak. Met de regel: als er niks open is, dan maak ik niks open. Zo’n zak is immers leeg voor je het weet. Meestal gaat dat goed. Soms zingt een compleet koor van katjang pedisnootjes me vrolijk toe dat ik ze op moet eten. Prima toch? Dat zouden meer mensen moeten doen.