
Bron: Pixabay.com
Deze week is het de Week van de Lentekriebels. Een soort Rokjesdag voor kleine kinderen, zeg maar. In heel Nederland besteden basisscholen in hun lesprogramma voor de groepen 1 tot en met 8 aandacht aan relaties en seks. Jazeker, ook de allerjongsten doen mee aan het project.
“Leerlingen moeten weten dat er meer is dan alleen bloemetjes en bijtjes,” aldus een schooldirecteur in de krant. “Wacht je daarmee tot ze naar de middelbare school gaan, dan ben je misschien wel te laat. Dan hebben ze het al van de straat gehaald.” Er is volgens leerkrachten veel onwetendheid.
Maar wat is daar eigenlijk mis mee?
Ik moet een jaar of zeven zijn geweest toen Frank, het jongetje dat naast mij in het schoolbankje zat, me met een koortsige blik in de ogen vroeg: “weet jij wat het toppunt van snelheid is?”
Ik schudde mijn hoofd. Ik was bezig tussen de lijntjes te schrijven en dat eiste al mijn aandacht op.
“Met zijn tweeën de bosjes in gaan en er met zijn drieën uitkomen,” fluisterde Frank. Hij keek me doordringend aan, lachte zachtjes en knikte nog maar eens, zodat ik zeker kon weten dat het een goede bak was.
Ik legde mijn potlood neer en tuurde even voor me uit. Met zijn tweeën de bosjes in gaan en er met zijn drieën weer uit komen. Eerlijk gezegd begreep ik er niets van. Maar Frank wel. Hij had er duidelijk schik in; tuitte zijn lippen, floot zachtjes en stak toen zijn tong een klein beetje uit zijn mond. Een vreemd gevoel van opwinding openbaarde zich bij hem.
Een week eerder had Frank me meermalen met zijn elleboog aangestoten. “Kijk dan! Kijk dan!” zei hij steeds maar weer, met zijn hoofd knikkend naar zijn beide handen. Met duim en wijsvinger van zijn linkerhand had hij een cirkeltje gemaakt waarin hij met zijn rechter wijsvinger heen en weer gleed. Zijn stem verzonk in gehijg. “Oei oei oei! Lekker hè! Ja, lekker!”
Ik begreep niet wat er te zien viel. En al helemáál niet wat er lekker was aan dat rare gefrunnik met je vingers. Maar mijn intuïtie zei me dat lachen geboden was.
Nu dus ook. Snel draaide ik me om, om de twee klasgenootjes in het bankje achter me van deze openbaring op de hoogte te brengen. Arnold en Jean Pierre. Jongetjes die elkaar hadden gevonden omdat ze beiden een bril met jampotglazen droegen. “Weten jullie wat het toppunt van snelheid is?” vroeg ik. Ze schudden hun hoofd. “Met zijn tweeën de bosjes in gaan en er met zijn drieën uitkomen,” fluisterde ik en stak het puntje van mijn tong uit de mond. “Oei oei oei! Lekker hè! Ja, lekker!”
Achter de glazen die hun ogen toch al vergrootten, verschenen nu heuse schoteltjes die me recht aankeken. Vragend. Snel keerde ik me om en hoopte vurig dat ze niet om uitleg zouden vragen. Pas toen besefte ik: Frank wist iets waarvan ik totaal geen weet had.
Misschien maar goed ook. Aan netjes tussen de lijntjes schrijven had ik in die tijd mijn handen meer dan vol.