
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Als ik ‘s avonds alleen ben, zit ik in het donker, met enkel het flakkerende, blauwe licht van de tv. Want man.
Als ik alleen met Nick in huis ben (wat steeds vaker voorkomt, want Simone heeft een vriendje), zit ik óók in het donker. Want Nick zit dan boven te gamen. In het donker, vanzelfsprekend. Want man.
Maar als Simone thuis is, is ál het licht in huis aan, staat de verwarming op standje sauna en branden er overal kaarsjes. Want romantisch is alleen de vrouw.
“Ja maar, dat is gezéllig, pap! Jij zit altijd in het donker, met de verwarming uit. Dat is toch helemaal niet leuk? Dat is hartstikke ongezellig! En koud,” roept ze dan telkens weer. Wat mij bij mijn vraag van vandaag brengt: waarom willen vrouwen altijd romantiek en warmte? Waarom al die kaarsjes aan en in iedere hoek ‘gezellig licht’? Dat vréét stroom! En gas. En dat moeten we niet willen in tijden waar een Russisch energie-embargo om de (donkere) hoek gluurt.
Waarom moet het altijd warm zijn in huis? Trek een trui aan, doe een deken over. Verwarming is voor watjes. En met kaarsen krijg je de boel echt niet opgestookt, hoor. Daarnaast zijn die dingen hartstikke duur en verpesten ze de luchtkwaliteit in huis met hun onvolledige verbranding. Én ze zijn gevaarlijk. Ik wil niet eens weten wat Simone omwille van de romantiek allemaal opstookt, daar in haar kamer.
En überhaupt: wie heeft er nu al die lichtpuntjes nodig als de tv voor voldoende verlichting zorgt?
“Verlichting, my ass,” roept Simone vertwijfeld, “die tv geeft helemaal geen verlichting, enkel verzwarende, verkillende ellende. Die hoef ik niet te zien, ook niet als lichtbron in de kamer. Sjee zeg, mannen zijn werkelijk totáál NIET romantisch!”
Inderdaad. Dat zijn wij mannen niet. Wij zijn hooguit praktisch. Als romantiek iets wenselijks oplevert – bijvoorbeeld een verhit, op- en neergaand oponthoud in bed – willen wij best romantisch zijn. Dan heeft het een zekere doelmatigheid. Maar wat moet je er verder mee? Een beetje in je eentje romantisch gaan zitten doen, dat levert toch geen donder op?
“Jawel, dat doet het wel! Een goed gevoel! Warmte! Geborgenheid! De wereld even buitensluiten!” roepen de vrouwen dan. Althans, die vrouwen die mij met mijn onromantische opvattingen confronteren. En blijkbaar hebben zij die geborgenheid in onzekere tijden als deze nóg harder nodig. Vrouwen hebben de gezelligheid in pacht. Ik doe gewoon de voordeur van mijn grot op slot en klaar ben ik met buitensluiten. Waarom moet het ín die grot dan ook nog ‘gezellig’ zijn?
Enfin. Sinds Simone een vriendje heeft, probeert zij hem ook te romantiseren. De arme jongen doet flink zijn best. Laatst zijn ze waarachtig samen uit eten geweest. Daarna gingen ze nog even naar de uitkijktoren boven de stad. Naar de zee van stadslichtjes kijken in het schemerdonker.
“Oh, wauw! Dat is nog eens romantisch! Kijk, mannen kunnen het ook. Die Tjerk! Doet ie goed!”
“Niks Tjerk! Dat was míjn idee! Tjerk wilde niet eens voor het eten betalen.”
Ik had het kunnen weten. Romantisch zijn nog steeds alleen de vrouwen.