
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Pasen ligt inmiddels allang weer achter ons, maar ik moet het er nog even over hebben, want Pasen is ieder jaar weer goed voor de meest vreselijke familiemomenten. Die ook nog eens grotendeels op foto’s vastgelegd moeten worden.
Paaszondag. Zo noemt mijn moeder dat. En maandag is paasmaandag. Niks eerste, tweede, derde, vierde paasdag. Dat is enkel voor de “werkschuwen”. En mijn moeder is veel, maar niet werkschuw. Integendeel: ze werkt zich jaarlijks uit de naad voor paaszondag, want dat is hét vreetfeest onder de vreetfeesten. Kerst is slechts de generale repetitie. En aangezien de overmatige corona-angst van mijn ouders de vorige twee paasfeesten danig vergalde, moet er dit jaar minstens dubbelop gevierd (en gevreten) worden. En dus heeft mijn mama al de hele week hard in de keuken gewerkt.
Deze paaszondagochtend dienen wij dan ook in alle vroegte ten tafel te verschijnen. Op ons paasbest. En dat lukt in de eerste aanloop nooit. Dit keer komt Nick de trap af in een oud, vaal ACDC-shirt van mij en hult Simone zich in een joggingbroek met slobber-hoodie.
“Weten jullie het nu nóg niet? Oma verwacht echt wat anders hoor!” mopper ik, hun kledij monsterend.
“Hoezo? Kleren zijn kleren, Pasen is Pasen. Wij zijn aangekleed. Oma ziet toch allang niet meer wat we aanhebben!” Simone heeft er duidelijk niet veel zin in.
“Jawel, dat ziet ze wel. En dit jaar helemaal, want oma wil weer eens staatsiefoto’s maken.”
“Ah bah, nee hè…”
Enfin. Er wordt weerbarstig omgekleed en ik hoop er maar het beste van. Als ik ze in de auto duw (want al aan de late kant), zie ik in ieder geval twee redelijk netjes aangeklede kinderen.
Klokslag 10 uur staan wij voor de deur.
“Oh énig, jullie zijn éindelijk eens op tijd!” jubelt mijn moeder. Ik rol met mijn ogen. Alsof ik altijd te laat kom… “En kijk mijn kleinkroost er eens mooi uitzien!” Gelukkig ziet ze alleen onze voorkanten en gaan de modieuze scheuren in de bilpartij van Simone’s spijkerbroek vooralsnog aan haar keurend oog voorbij. Ze klinkt, tot mijn grote opluchting, tamelijk tevreden.
Mijn broer Yann is ook dit jaar weer niet van de partij. Als ik er ben, blijft hij namelijk weg, want wij liggen elkaar totaal niet, na enige niet meer nader te beschrijven akkefietjes in het verleden. En mijn zus Annitha (door ons allen liefdeloos “Annie” genoemd) komt pas na de middag, met haar dochter Nina en momentele vriend (met gecompliceerde naam die ik niet kan onthouden).
We nemen plechtig plaats aan de piekfijne paastafel. Mijn moeder heeft de dis dit keer zelfs eigenhandig ingestraald met positieve lente-energie (ze is nogal van het energetische en spirituele); dat schijnt namelijk te helpen tegen Corona. En dan volgt ook meteen het belangrijkste: eten. Paasbrunch met paaseieren. Daarna meerdere grote tableaus vol zelf geknutselde paashapjes uit de Allerhande. Ettelijke glazen paaswijn. Verse eieradvocaat met slagroom (en paasrum). En tegen de avond het summum: het paasdiner. Eveneens volgens recepten van de Appie. En meer wijn.
Vijf biologisch-dynamisch-alcoholische gangen later zijn we volledig volgepropt, kunnen geen pap meer zeggen, laat staan Pasen. Ik barst uit mijn voegen en vrees dat ook mijn broek scheuren zal gaan vertonen. Die van de minder modieuze variant. Aan de buikkant. Simone heeft de bovenste knoop van haar spijkerbroek inmiddels wijselijk opengedaan: “Ja sorry, hoor, dan had je mij maar gewoon mijn joggingbroek aan moeten laten trekken. Dat was tenminste goed doordacht, want ik ken oma’s manische vreetfestijnen,” bitst ze me toe.
Ik werp een blik op Nick. Zijn gloednieuwe, witte overhemd zit al lang en breed onder de vlekken. Eigeel, mosterd, ketchup en een ondefinieerbaar bruinig iets. Die jongen kan gewoon niet normaal eten. Hij zou op mij kunnen lijken… Ik zucht, maar zeg niets, hard hopende dat de kippigheid van mijn moeder dit jaar nog een graadje erger geworden is. Ik schenk haar nog een beetje wijn bij. Misschien helpt dat.
“En omdat we er allemaal nu zó mooi en tevreden bijzitten, heb ik een verrassing! Ik wil een prachtige portretfoto van ons maken,” verkondigt ze met een weids gebaar. “Oscar, pak jij de camera en het statief?” kakelt ze vrolijk, inmiddels redelijk teut. Mijn vader dribbelt gedwee – en met enige wankele wijnbochtjes – naar het dressoir. Ma bekommert zich onderwijl om de choreografie.
“Annie, jij staat daar, met Nina’tje en, eh, dinges.” Kennelijk kan ma de naam van mijn zus’ vriend na al die wijn evenmin onthouden, dus die heet vanaf nu dinges. “Denis, jij hier,” lalt ze, “en de kinderen op de knietjes ervoor, dan zie je die vieze vlekken en idiote scheuren tenminste niet zo.” Aha, ze heeft ‘t dus toch wel gezien. “En allemaal de bovenste broeksknopen weer even dicht, graag, ja?” commandeert ze.
Luid gezucht en gesteun volgt. Bij het hurken scheurt Simone’s achterste nog een stukje verder uit. Nick houdt zijn handen braaf voor zijn vlekken (helaas zijn het er teveel) en ik de mijne voor mijn gulp, want ik krijg de boel echt niet meer dicht. Na Pasen moet ik nodig weer iets aan sport gaan doen. Of in ieder geval ergens voor Kerst…
Simone hijgt en puft. “Opa, schiet eens op? Ik houd ‘t echt niet meer vol zo. Ik stik zowat!”
Ik ook. De ellende van deze vreetdag zit me hoog in de keel. Zó hoog dat ik er acuut de hik van krijg en de laatste happen van het paasdiner weer oprisp. Ik slik het zuur zo snel mogelijk weer in. Pa drukt eindelijk op de zelfontspanner en rent, nu ineens rechtstreeks, naar zijn plek in het familiaire paasportret.
We tellen af.
Nog maar één ogenblik.
Hik.
Slik.
*Klik*
En ik weet nu zeker dat ik dit gedoe volgend jaar vertik.
Dan mag broerlief in de pic.
Ha ha ha ha ha ha!