
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Ik heb het momenteel moeilijk. In het kader van het loslaten moet ik namelijk weer eens heftig slikken, want Simone heeft onlangs de wereld van de seksuele activiteiten betreden. En ik kan mijn hersens maar niet om dat gegeven heen vouwen.
Wat wil je, het kind is nog maar (bijna) 15! Dat is toch veel te vroeg? Op die leeftijd (of misschien heel iets eerder) leerde ik zelf pas net hoe ik ‘t zaad kon laten regenen in mijn onderbroek. Laat staan dat ik nadacht over de inwendige irrigatie van een vrouw. En mijn meisje ís wat mij betreft nog niet zo’n vrouw! Kortom: mentale crisis hier.
Maar toegegeven, ik hád al eerder kunnen beginnen met de acceptatie van dit gegeven. Ik hád het kunnen weten. En ik wist het ook wel, want enige weken geleden kreeg ik reeds een berichtje van ex: ze was met Simone naar de huisarts geweest. Voor een pilrecept.
“Wat voor pillen? Is Siempie ziek?” schreef ik nog, in al mijn onschuld.
“Nee, sufkop, DE pil.”
En toen werd ik even stil.
Dat kon toch niet? Dacht mijn kleine meisje daadwerkelijk na over zoiets als seks? En dan tot overmaat van ramp met haar halfbakken vriendje Tjerk? Maar ik wist het gehoorde ook weer meteen succesvol te verdringen. En Simone zei niets. Tot vorige week.
—
“Pap, ik moet je wat vertellen. Ik weet dat je het niet wilt horen, maar ik wil toch dat jij het ook weet.”
De schrik slaat me om ‘t hart. Nu komt het. Ik word opa. De horror. Tjerk, jij vlerk, ik stamp je helemaal plat!
“Wil ik dit wel weten?” vraag ik, mijn handen al quasi preventief op mijn oren drukkend.
“Dat weet ik niet,” antwoordt Simone wijselijk, “maar ik denk dat je het wel moet weten. Ik slik al twee maanden de pil. En ik slaap komende zaterdag dus bij Tjerk. Voor het eerst.” Ze klinkt nerveus en opgelucht tegelijk en vervolgt: “Dan weet je dat je je geen zorgen hoeft te maken; ik ga niet zwanger worden. Ik weet alles al. En jij nu ook.”
Geen zorgen? Hoe dan? En hoe moet je als zorgzame en zorgelijke papa nu op zo’n revelatie reageren? Als ik zeg dat ik ‘t allang wist, van die pil, denkt ze misschien dat haar moeder haar klep niet dicht kan houden. Kan ze ook niet, maar ik mag niet degene zijn die het vertrouwen tussen moeder en dochter schaadt. Dan maar vloeken en tieren dat Tjerk met zijn gore poten van haar af moet blijven? Of vragen wat ze dan allemaal van plan is te gaan doen, nu ze die pil slikt?
Nee, allemaal niet pedagogisch verantwoord. Moeilijk, moeilijk.
“Pap? Zeg ‘ns wat?” piept ze onzeker.
“Nou, ik ben héél blij dat je het mij nu hebt verteld, meisje,” antwoord ik uiteindelijk zo rustig en gelaten mogelijk. Maar ik ben niet blij. Ik worstel van binnen. Vooral met Tjerks broekslang, die in mijn hoofd al is uitgegroeid tot een uitgehongerde boa constrictor die zich om Simone’s lendenen wikkelt, om haar vervolgens van binnenuit leeg te vreten. Schoften zijn het, mannen. Allemaal Johan Derksen’s, met een druipkaars (of een honkbalknuppel) in de aanslag.
Enfin. Afgelopen zaterdag was het dus die bewuste dag. En nacht.
—
Die zaterdagnamiddag zit ik boven te werken. Dan gilt Simone onderaan de trap: “Nou, doei pap, ik ben weg! Tot morgen! Om een uur of twee haal je me weer op hè?” Heen gaat ze met de bus, terug moet ik haar ophalen. Vanwege de “klote dienstregeling” op zondag. Eigenlijk vind ik dat Tjerk haar maar netjes terug moet brengen, met zijn motor-achtige brommer, maar goed. Pubers.
“Ja ja… I’ll be there. Wees je wel voorzichtig? Geen dingen doen die je niet wilt, hè?” roep ik vanuit mijn home office terug (een roerend, persoonlijk afscheid zou te dramatisch zijn).
“Neehee! Sjee, wat denk je wel zeg!?”
Nou, laat ik dát maar niet vertellen. Want daar word jij niet blij van, meisje. En hoezo “nee”? Nee, niet voorzichtig, of nee, geen rare dingen? Ik wil er niet eens over nadenken.
Zondagmiddag kruip ik met ‘t lood in de schoenen achter ‘t stuur om mijn mogelijk ontmaagde meisje weer op te halen. Alsof ik naar de slachtbank rijd. Zou ze nog leven? Wat heeft die Tjerk met haar uitgevreten? En wat zeg ik straks ter begroeting? “En, hoe was het?” klinkt op de een of andere manier ook behoorlijk ongepast…
Als mijn navigatie me voor de eindbestemming laat stoppen, taxeer ik Tjerks huis een moment in plechtige stilte. Mooi villa. Vast rijke ouders. Had slechter gekund.
Ik ben nog niet klaar met keuren of Simone komt al naar buiten gerend. Oei, was het zó erg? Maar dan zie ik haar grijns, van oor tot oor.
“O fijn, je leeft nog!” is het enige wat ik uit weet te brengen, als ze in een vloeiende beweging instapt en Tjerk tegelijkertijd nog een drietal kushandjes toewerpt.
“Wat dacht jij dan. Het was gewéldig! We…”
“Zeg maar niets, alsjeblieft? Ik zou nu heel blij zijn als je ‘t mij níét vertelt…”
En heimelijk waan ik mij de vader in de iconische sketch van Wim Sonneveld.
(Als ie ooit bij ons komt eten, prijs ik hem ‘t huis uit)