
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Zuchtend tilt ze haar loodzware rugzak op en sjort hem op haar schouders. Haar gezicht lijkt één grote donderwolk. Donker. Mogelijk met buien. Vandaag is wiskundeproefwerk-dag.
“Nou, doei dan maar weer. Elllllende…” mompelt ze verslagen.
“Succes meisje, je kunt het echt wel,” moedig ik haar aan. Een karig “Hmfp” valt mij ten deel.
Met de hand op de deurklink draait ze zich nog een keer om: “Pap… Is het leven ná school leuker?”
Ik kijk haar verbaasd aan. Waarom ineens deze vraag? Wat bedoelt ze hiermee? En waarom komt ie uitgerekend nu, terwijl ze al moet rennen om nog op tijd op die vermaledijde school te komen?
“Sjee meisje, als ik daar nu op ga antwoorden, mis je je bus. Als je uit school komt, zullen we het vraagstuk eens uitgebreid door- en herkauwen, oké?”
“Okayyy dan…” En weg is ze, mijn meisje van de vele medeklinkers.
Na de middag komt ze gesloopt thuis. Wiskunde ging “zo zo, nou ja, geen idee, eigenlijk.”
Ik zet, zoals elke namiddag, een grote pot thee voor iedereen. Ze kruipt met haar oversized ‘Princess’-mok op de bank.
“En? Weet je het antwoord al?”
Dit keer weet ik gelukkig wel meteen wat ze bedoelt. Haar levensvraag. “Daar is geen eenduidig antwoord op. Het hangt ervan af hoe jij ‘leuk’ definieert.”
“Pfff… Nou, dáár schiet ik wat mee op. Not…”
“Sja. Het leven ís gewoon niet altijd leuk. School kan soms hartstikke leuk zijn. En soms is het gewoon verrot, omdat je dingen moet doen waar je totaal geen zin in hebt. Maar dat is met werk net zo. Alles wat je meer dan 30 uur per week doet, heeft z’n mindere kanten. Maak je van je hobby je beroep, zoals ik, dan is er ineens ook geen zak meer aan. Je doet het, omdat ‘t het enige is waar je enigszins goed in bent. Of het is enkel dat, wat jij toevallig kunt doen om te overleven. Schoonmaken, vakkenvullen, prostitutie…”
“Sjezus pap.”
“Maar iets wat je goed kunt, is leuker om te doen. Iets wat je enkel en alleen doet om een inkomen te hebben, is noodzakelijk, maar waarschijnlijk minder leuk. Dus of het leuker wordt na school? Ik vraag ‘t me af…”
“Nou, als Nick 40 uur per week moet gamen, zou hij dat helemaal niet erg vinden, volgens mij.”
“Dat denk je maar. Zodra je móét, is het echt een heel ander verhaal.”
“Misschien moet ik mezelf dan maar inpeperen dat ik naar school mág, niet moet,” peinst ze.
“Lijkt me een prima plan.”
Dan komt Nick naar beneden gestommeld. Als je het over de duvel hebt…
“Ha, zoon! Vertel eens. Vind jij het leven leuker, nu je studeert en niet meer naar school móét, maar gewoon mag?”
“Nee.”
Duidelijk.
Maar Nick is nog niet klaar: “Het leven wordt pas leuk als het óverleven voorbij is.”
“Dan ben je dus dood,” concludeert Simone droogjes.
“Juist. En dan weet je niet meer dat het überhaupt leuk was. Dus zeik niet, doe iets leuks en wéét ook dat je het doet. Leuker dan leuk wordt het niet. Een groen stoplicht wordt ook niet groener. Gewoon gáán. Maar wat ik eigenlijk weten wou: zit er nog thee in die pot?”
Beter kan ik het zelf niet zeggen. Leuker ook niet.