
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Ik heb vreemde vrienden. Nu mag ik niet oordelen, omdat ik zelf ook ietwat zonderling ben, maar ik ben nog wel in staat om te beoordelen of iemand enigszins in het plaatje van ‘doorsnee, normale mens’ past. Hoe in dit geval ‘normaal’ gedefinieerd wordt, laat ik in het midden; ik hanteer mijn eigen referentiekader. Daarmee kan ik tenminste uit de voeten.
Natuurlijk heb ik al eerder uitgebreid geschreven over mijn ‘vrienden’ van de commune van de bordeauxrode losers (Guido, Hans, Aiko en excommunicado “John Wick” Johan), die een tijd lang hier in huis gewoond hebben. Zij waren ook stuk voor stuk gestoord – en zijn dat nog steeds. Maar hen zie ik niet meer zo vaak, nadat wij het met elkaar uitgemaakt hadden. Misschien moet ik hen maar weer eens opzoeken, want bij nader inzien zijn zij hoogst ‘normaal’, vergeleken met mijn huidige vriendenschare.
Zo is een van mijn maten (Igor, de kroegtijger) een schaakfreak bij uitstek. Hij denkt uitsluitend in zwarte en witte vakjes. De lades in zijn brein zijn zwart-wit en alleen de witte zijn goed. Zit je bij hem in een zwart vakje, ben je verloren. Dan hoef je geen gesprek met hem aan te knopen, want hij ziet of hoort je toch niet. Klinkt een beetje als white privilege. Is het ook. Ik word er wel eens van beticht een autist te zijn, maar hij is er daadwerkelijk eentje. Van het klassieke soort. Finaal sociaal gestoord, maar zelf ervan overtuigd dat hij een godsgeschenk voor iedere vrouw is. Hij schaakt ze allemaal (in ABN: hij legt ze allemaal plat). “Met mijn loper open ik de benen van iedere dame, jongen,” oreert hij dan tegen mij. In gedachten stel ik mij dan voor hoe hij er vervolgens als een paard eroverheen gaat, maar ik vermoed dat hij niet eens weet waar zijn langgerekte pion werkelijk voor dient.
Een andere vriend – ik noem in dit geval maar even geen namen – is een ware kluizenaar. Dat was hij voor Corona al, maar sinds de lockdowns is het helemáál erg. Hij durft de deur niet meer uit, want de boze buitenwereld is zwaar verontreinigd. Besmet met mensen. Irrationale wezens die van alles overdragen en kapot maken. Hij maakt weliswaar nog regelmatig plannen om iets te ondernemen, maar zegt altijd op laatste moment af. Dat weet ik inmiddels, dus ik kan rustig een avondje stappen met hem afspreken en tegelijkertijd iets anders op hetzelfde tijdstip in mijn agenda zetten. Best handig. Maar sinds kort mag zelfs ik hem niet meer thuis opzoeken. Ik kan immers óók bacillen overdragen. Daarom is hij nu mijn enige, echte Signal-vriend (een andere messenger app komt er niet meer in, want daar word je afgeluisterd). En zo praten we zelfs meer dan voorheen: bijna elke dag. Hij weet alles wat ik doe, vraagt me om de twee uur waar ik mee bezig ben en sowieso ‘t hemd van ‘t lijf. Mijn leven is zijn levensader geworden.
Dan is er mijn vriend de collega-schrijver. Hij schrijft wat af. Maar het komt nooit af. Hij is al ruim tien jaar bezig met zijn magnum opus. Dat kan, want hij zit al twintig jaar in de WAO vanwege dwangneuroses die ‘normaal werken’ onmogelijk maken. Zijn dagelijks bestaan beschrijft hij steevast als ‘broodschrijven en leefspelen’, want in zijn vrije tijd (haha) speelt hij enkel spelletjes. Met name pubquizzen (en het opstellen daarvan, waarmee hij ál zijn vrienden – mij dus – continu verveelt) en sjoelen. Zijn ex heeft de kinderen, die papa enkel bezoeken als het echt niet anders kan. “Joe, de jeugd zit haar tijd weer eens bij mij uit,” meldt hij mij dan luidkeels door de telefoon. Ik vermoed met zijn kinderen naast hem op de sofa.
En als laatste vreemde vriend heb ik nog mijn platonische vriendin Lisa. We hebben enkele ups en downs in onze relatie gehad, maar we zijn nog steeds platonisch samen. Zelfs na wat akkefietjes op het FWB-vlak, die onze relatie kortstondig deden bekoelen. Lisa is echt alles wat ik níét zoek in een vrouw. Ik durf zelfs te zeggen dat zij een compleet verknipte vrouw is. In grote (en kleinere) stukken met scherpe randen gesneden. Door foute mannen met wollige woorden en héél scherpe scharen. Zij is misschien wel bijna net zo verknipt als ik. Denk ik. Dat verbindt. En we willen wel wat van elkaar, maar eigenlijk ook weer niet. Wederzijdse onzekerheid blijft dus ons eeuwig lot.
Als ik mijn vriendenbeschrijvingen zo teruglees, moet ik constateren dat ik al deze types in mij heb weten te verenigen. Ik ben alles wat zij zijn. Lijk ik daarom misschien zo doorsnee?
Gooi alle kleuren bij elkaar, krijg je bruin. Gooi alle rare mensen bij elkaar, krijg je Denis.
Het is dus best wel confronterend dat ik uitgerekend deze vrienden om mij heen verzameld heb. Ze completeren stuk voor stuk mijn veel te normale tekortkomingen.
Ja, het zijn vreemde vrienden.
Maar: het zijn míjn vrienden.
En dat blijven zij.