
Bron: Pexels
Mijn hoogbegaafde buurman oom Jort zit chagrijnig voor zich uit te kijken in het restaurant waar wij hebben afgesproken. De ober zet koffie voor ons neer.
“Die ober, was hij vroeger niet een accountant?” vraag ik. “Ik kan mij zoiets herinneren.”
“Dat klopt wel,” zegt oom Jort. “Maar toen bleek dat hij zelf meer lijken in de kast had, dan de bedrijven waarnaar hij onderzoek deed, besloot hij, zij het gedwongen, snel tot een omscholing. Vandaar.”
Dan neemt hij een slok koffie: “Uw vader ambuleert, zei de huisarts van mijn vader vorige week.”
Zijn stem klinkt verbitterd.
“Praat mij even bij; wat is ‘ambuleert’?”
“Dat woord gebuikte de huisarts van mijn vader voor dementerende mensen die de deur uit gaan, overal naar toe lopen en dan niet meer weten waar ze zijn.”
Ik kijk hem meelevend aan.
“Dat is heftig, Jort.”
“Dat is een understatement,” antwoordt hij.
“Moet hij dan niet in een verzorgingshuis worden opgenomen?”
“Ja, dat dacht ik ook. Ik vroeg aan mijn vaders huisarts of dat snel kon, naar een verzorgingshuis. Wat denk je dat hij antwoordde?”
Ik denk even na: “Uiteraard meneer. Morgen maar doen?”
Jort lacht smalend: “‘Eerst maar eens thuiszorg proberen, meneer. Maar dat gaat wel even duren.’ Dat is wat die huisarts zei. Zonder te lachen ook nog. Ik vroeg of hij altijd zo lekker pessimistisch was. Hij keek mij droevig aan en schudde zijn hoofd: ‘Een pessimist is gewoon een goed geïnformeerde optimist, meneer.’ Dus ging ik zelf een oplossing zoeken. Ik baande mij een weg door onze, van de wieg tot het graf verzorgde, welvaartsstaat. In mijn agenda groeide een hele pagina telefoonnummers van instanties en mensen die we nodig hebben om thuiszorg te regelen. Met die mensen zelf is overigens niks mis. Alleen, hoe bereik je de vrouw – want meestal is het een vrouw – die je moet hebben? Ik stond oog in oog met een jungle van constant fuserende, reorganiserende, afschalende, privatiserende, doorverwijzende, van loket wisselende en van afkorting veranderende instanties. Uiteindelijk lukte het mij om contacten op te bouwen met de Irene’s, Sacha’s en Jannie’s van al die instellingen waarvan ik niet weet wat de afkortingen betekenen. Maar de huisarts van mijn vader had gewoon gelijk. Dit gaat zich nog maanden voortslepen.”
De ober komt eraan en zet een schaaltje pinda’s voor onze neus.
“Had ik daar om gevraagd?” bitst oom Jort nog steeds chagrijnig.
De ober kijkt hem onverstoorbaar aan. “Tja, zoals autofabrikant Henry Ford al zei: ‘Als ik mensen had gevraagd wat ze willen, hadden ze gezegd; snellere paarden’.”
Daarna loopt hij terug naar de keuken.
Dan wordt Jort gebeld. Het is een kort gesprek. Jort staat op: “Kom op, mijn vader schijnt op het treinstation rond te scharrelen.”
Waarde Paco, grüß! Het is me wat met algoritmes in de welvaartstaat Nederland en m.n. De Zorgstaat met het inmiddels tot het op een Amazonegebied lijkende jungle waar de geldwateren, via constructies binnen constructies, rijkelijk het aantal Ferrari’s, biznes lounge hutten bij een Am*damse BVO, de belastingdienst het nakijken geeft. Mocht dat niet lukken dan helpt Wopke H. ‘ ons soort mensen’ aan 1 van zijn ‘vrindjes’ bij McKinsey KPMG, PWC, die voor een vrindenprijs vele OSM’ers aan een bee veetje een holdingetje en een brievenbusfirma hebben geholpen, maar dat terzijde.
De Zorgstaat zorgt goed voorzichzelf maar nooit voor ut personeel en nog minder voor de mensen die zorg nodig hebben! En Remkes maar paffen, paffen….! Zou hij geholpen worden als hij longkanker heeft, een hartaanval of de tekenen van dementie zijn stik stof tot nadenken heeft verwoest?
Grüßen aus Die Schweiz! (St.Moritz)
Pinda’s? Daar hoort minstens bier bij. Oud worden is niet erg maar al dat gedonder wat je erbij krijgt. Pfff …
Ik heb geen idee of ik nu optimistisch of pessimistich moet worden na het lezen van dit stuk.