
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
De dood is helaas een regelmatig wederkerend thema in onze huishoudelijke community. Nick is erdoor gefascineerd en Simone is er als de dood voor. Helemaal sinds Poekies verscheiden. En ik ga regelmatig ten onder aan Corona, of aan de mannengriep, of – zoals nu – aan een of ander maagdarmding from hell. Ik lig al drie dagen te vegeteren, te ijlen, te kotsen en te diarreren. Daardoor kan ik een kermend ‘nu ga ik écht de pijp uit’ soms niet meer onderdrukken.
En dat heeft dan weer zijn weerslag op Simone. Haar emmertje vol wanhoop over het niet zo fraaie globale gebeuren loopt op zulke momenten finaal over. Afgezien van het feit dat het klimaat haar als jongere sowieso al dagelijks bezighoudt (en dat is een understatement; haar sympathie voor Extinction Rebellion neemt zorgelijke vormen aan), zit ze nu meerdere keren per week volledig in zak en as over Poetins kernbommen en Bidens apocalyptische praatjes. Voor haar is het niet langer de vraag óf we allemaal op gruwelijke wijze weggevaagd gaan worden, maar slechts nog wanneer. En dat tijdstip is in de zeer nabije toekomst, dat weet zij nu wel zeker.
Meestal heb ik alle tijd en begrip voor haar doomsday-buien, maar gisteren was ik door mijn panische poeperij dus zelf kortstondig in uitermate apocalyptische staat. Mijn persoonlijke Armageddon bevindt zich momenteel in de wc. Een levensgroot stervenskunstwerk met de broek op de knieën en een emmer op schoot. En een doodsbange dochter, leunend tegen de plee-deurpost. Privacy? Dat was ooit.
“Jéé, kind! Maak je alsjeblieft niet zo druk om die hoge piefen? Op een dag gaan we allemaal een keer dood,” bijt ik haar bitser dan bedoeld toe, terwijl de volgende golfoorlog in de emmer belandt.
“Jéé, paps! Dank je voor je opbeurende woorden!” sneert ze terug. “Maar bedoel je nu dat we binnenkort allemaal in één klap doodgaan, of ieder op zijn tijd, liefst aan stinknormale ouderdom? Dát is namelijk het hele eieren eten!”
Eieren, ik moet er niet aan denken. Ik snap wel wat ze bedoelt, maar ik heb de energie niet om nog te antwoorden. Energie is momenteel een uitermate schaars goed, zelfs in mij. Ik zet de kotsemmer voor me neer, strek me zittende uit en leun met mijn achterhoofd tegen de spoelknop. Dan vouw ik plechtig mijn handen op mijn buik en kijk haar vanaf mijn troon aan.
“Denk aan Beertje Paddington, schatje. Die zei het ook: ‘We gaan allemaal op een dag dood. Maar op alle andere dagen niet.’ En dit is dus zo’n dag dat je niet doodgaat.”
“Dat was Paddington helemaal niet. Dat was Winnie de Poeh!”
Ik denk er gelijk een -p achteraan en gniffel een beetje zuur om mijn eigen zieke gedachten.
Poep it is. Alles.
Toch even googelen of ze gelijk heeft. Niet dus. Het blijkt zelfs een heel andere P te zijn, namelijk Per Olov Enquist: “One day we shall die. But all the other days we shall be alive.” Maar eigenlijk interesseert ‘t me ook helemaal niet, want ik heb allang geen actieve herinnering meer aan hoe het is om onder de levenden te verkeren.
Zuchtend en steunend sta ik op om tien meter verder op de bank weer neer te ploffen. Simone drentelt achter me aan.
“Gaat het weer een beetje, meneer Enkeling?” vraagt ze droogjes als Dröge.
“Nee. Maar wat jij moet doen – en ik ook, straks als ik me weer wat beter voel – is eindelijk eens beginnen met leven alsof je doodgaat. Want nu leven de meeste mensen alsof ‘t oneindig is. Het hele doel van leven is léven, niet doodgaan.”
“Moet jij zeggen. Je zou jezelf eens moeten zien!”
“Wat ik bedoel is: al die tijd steek jij je kostbare energie in zaken die er totaal niet toe doen. Zoals piekeren over de dood. Die toch wel komt. En iets wat onvermijdelijk is, hoef je niet te vrezen.”
Ik ren weer terug naar de wc. Hoe is het mogelijk dat er zoveel shit uit een mens kan komen? Simone staat alweer in de deuropening. Zo langzaamaan ben ik haar privacy-inbreuken zat. Ik wil gewoon in rust sterven. Tijd om door te pakken.
“Weet je, je wás al een keer dood. Namelijk voordat je geboren werd. Of kun jij je die tijd nog herinneren?”
“Nee, natuurlijk niet.”
“Precies. En als je straks weer dood bent, en wij met een beetje geluk ook, dan merk je daar niets van. Je bestaat gewoon niet meer. Dus eigenlijk maak je je letterlijk zorgen om niks. Ga eerst maar eens een lekker potje slapen. Slaap is de kleine dood, dus dan kun je alvast oefenen voor straks.”
“Hmm. Ik weet niet of ik me nu beter voel.”
“Geeft niet. Ik wel. Mag de deur nu weer dicht?”