
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Herfst is coming. Dat betekent: de kleine dood van de tuin. Einde aan eigen groente. Nu ben ik niet bepaald een geweldige tuinman, maar sinds ik hier woon, doe ik elk jaar iets beter mijn best om zelf iets eetbaars te produceren qua groente. Enkel de makkelijke dingen natuurlijk: een paar tomaten- en komkommerplanten, wat aardbeien, rooie bessen, dat soort spul. En wat sla, sperziebonen (groene patatten) en rucola. Kortom: alles wat de luie man zelf kan.
Helaas moest ik ook dit jaar mijn oogst weer grotendeels zelf opeten, want voor de kinderen mankeert overal wel wat aan. Pietluttige plekjes, ranzige rupsengaatjes, rare rimpels en vormen, slakkensporen, beestjes, en weet ik veel wat nog meer. Kortom: bio. En dus niet eetbaar. Alles moet perfect zijn. En het liefst ook symmetrisch. En natuurlijk beestenvrij.
“Er zitten bruine plekjes op die banaan, let jij dan nooit op wat je koopt?”
“Ieh, een gat in dat slablad! Daar heeft een slak aan gezeten! Met zijn gore slijm. Dat kun je echt niet meer eten, hoor!”
“Pap? Kijk eens? Is dit peper of een beestje? Oh, het is een dood beestje! Zeker weten! Gatverrrr!”
En elke keer denk ik bij mijzelf: Wat nu weer… Als de natuur het zonder al teveel inmenging zelf maakt, is het toch gewoon goed? Waarom zou de natuur iets maken dat niet zo bedoeld is? Bruine plekken, extra insecteneiwit, gaten in de sla, het hoort er allemaal bij. Er zitten toch ook gaten in de kaas? En lucht kun je ook prima eten. Zo mijmer ik op mijn eigen onlogische wijze voor mij uit, maar zeg niks. Tot laatst. Toen wel.
—
Simone staat weer eens voor de koelkast. Op strooptocht, want honger. En het moet koolhydraatarm zijn. En vegetarisch. En lekker. Dat gaat per definitie niet samen.
“Sjezus, die komkommer is zo krom als wat! En het uiteinde is hartstikke dun en verschrompeld. Die is vast door een of andere erfelijke ziekte aangetast! Mooi dat ik dát rare ding niet eet!”
En ik? Ik ontplof.
“Er is he-le-maal niks mis met die komkommer! Het is verdomd de allerlaatste uit eigen tuin! Een prima komkommer die niet gediscrimineerd of uitgestoten blieft te worden. En krom groeien ís geen erfelijke ziekte! Het is een gril van de natuur. Net als kinderen. De een groeit zus, de ander zo. En toch zijn ze allemaal prima. Nou ja, de meesten. Jij discrimineert op basis van uiterlijk! Proef eerst eens en oordeel dan? Hij smaakt net zo goed als iedere andere komkommer!” ratel ik. “Jij gooit Ali [een heel cool vriendje van Simone met een gecorrigeerde hazenlip] toch ook niet aan de kant omdat hij niet helemaal perfect is? Misschien smaakt hij wel heel lekker! Maar ja, dat kun jij niet weten, want jij mág niet eens proeven van Tjerk. Maar deze komkommer wel! Wat nou erfelijke ziekte!? Kinderloosheid is toch óók niet erfelijk?”
Simone staart me verbluft aan. “Wat bezielt jou in godsnaam? En wat een mega-rare argumentatie. Ik heb het over een kromme komkommer, niet over kinderloosheid. Ik snap jou soms echt niet, hè. Misschien had jíj die kinderloosheid maar moeten erven!”
Ze snapt er inderdaad niks van. En ik geef het toe, het was een rare argumentatie die daar mijn mond verliet. Ik hoorde die uitspraak laatst en dacht: dat is een mooie, die moet ik onthouden. En dat deed ik.
Maar: mijn onnavolgbare tirade heeft alsnog wonderen verricht. Ze wast de komkommer af en bijt erin. Weliswaar met enige terughoudendheid en aan de betere, nog niet verschrompelde komkommerkant, maar toch.
“Je kunt ook gewoon het voor jou acceptabele deel eraf snijden, hè. Dan eet ik de rest wel op.”
Simone rolt met haar ogen. En terwijl ze met komkommer en al naar boven stommelt, mompelt ze net hard genoeg: “Kon dat bij mannen ook maar.”