Onze lokale wethouder – een oude schoolvriend van oom Jort – wil een afspraak met hem. Hij heeft een serieus voorstel. Beetje vaag, maar soit. Oom Jort vraagt of ik mee wil. Omdat de wethouder zelf niet wil rijden en toch niet veraf woont, halen wij hem met de auto van huis op. Oom Jort rijdt.
Voor de deur van de wethouder staat zijn vrouw, die ik goed ken, een deurmat uit te kloppen. En wéér valt me de gelijkenis tussen die twee op. Het enige verschil is, dat de deurmat flexibel heen en weer beweegt terwijl de vrouw zich schokkerig beweegt. Oom Jort draait zijn raampje open en zegt haar gedag. Zij trekt haar neus op.
“Personeel een vrije dag?” vraagt hij hoffelijk als altijd.
“Hoe bedoel je?” bijt zij hem toe.
“Nou, omdat uzelf met die mat in de weer bent,” antwoordt Jort. “Mag ik u als doorgewinterde mattenklopper een advies geven?”
Ze trekt haar neus nog hoger op. “Zal me het adviesje wel weer zijn, ik ken jouw adviesjes onderhand wel een beetje.”
Dus gaat oom Jort maar onverstoorbaar verder: “Ik adviseer u om met de wind mee te kloppen. Als u zoals nu tegen de wind in klopt, dan stuift alle stof weer in de mat of uw huis binnen. Dat heb je ook met tegen de wind in behangen. Je gelooft het niet, maar er zijn nog steeds mensen die dat doen.”
Ze wordt knalrood, met van die paarse vlekjes in haar hals, maar gelukkig komt haar echtgenoot, de charismatische wethouder, naar buiten en stapt bij ons in de auto.
Hij zegt zijn vrouw niet eens gedag.
“Zeg je je vrouw niet gedag?” vraag ik daarom, terwijl oom Jort wegrijdt.
“Vrouw? Welke vrouw?” vraagt hij. “Ik zie alleen een deurmat in de wind wapperen.”
Een wethouder met humor. Zie je niet vaak tegenwoordig.
In het restaurant bestelt de wethouder een biertje en oom Jort en ik een glas wijn. De wethouder vraagt hoe dat straks moet met rijden.
“Geen idee”, antwoordt oom Jort. “Daar denk ik nu nog niet over na. Zal wel een taxi worden op jouw rekening. Mag jij voorin zitten, naast de chauffeur. Met een doos kotszakjes op schoot.”
De wethouder verslikt zich en bekijkt het menu. Ik ook. Er is nogal wat keuze. De wethouder bestelt ‘In tempura gebakken zeeduivel.’ Zelf bestel ik het enige vega menu op de kaart: Vegan Kipspiesjes met pittige sinaasappeldip. Oom Jort, die de sinaasappeldip te depressief vindt klinken, komt bijna niet tot een keus.
“Doe mij dan maar een omelet,” zegt hij humeurig. “Met wat hier op de kaart staat kan ik niet uit de voeten. Ik ben geen aaseter.”
De wethouder kucht beschaamd en de ober verslikt zich bijna. Maar hij noteert de bestelling en loopt weg.
“Wat ben jij toch grof af en toe,” zegt de wethouder.
“Oh?” reageert oom Jort. “Wat jij doet is wel normaal? Kannibalisme vind jij gewoon? Je gooit toch ook geen hond of een kat in een magnetron? Of is dat bij jou thuis de gebruikelijke usance?”
Even later strompelt er een oude vrouw het restaurant in. Ze heeft jas noch schoenen aan.
Als ze ons tafeltje passeert, zegt ze tegen de wethouder: “Wat ben jij bruin, jongen. Eet je wel goed?”
Ik zie het verband niet helemaal.De wethouder ook niet. Hij maakt afkeurende boergeluidjes terwijl hij stoïcijns dooreet.
Intussen komt ook onze wederzijdse vriend Mo, die sportschoolhouder is, het restaurant binnenstormen met een stuk of negen andere half-primaten uit zijn sportschool. Ze nemen allemaal plaats aan onze tafel. Het gerucht gaat dat sommigen zó door getatoeëerd zijn, dat ze nu uit puur plaatsgebrek maar aan de darmen zijn begonnen.
Intussen komt er een oude lokale muzikant binnen die vroeger landelijke bekendheid genoot ,maar sinds kort met lever-issues in de zorgsector is beland. Ook hij neemt bij ons plaats en doet iets op een mondharmonica. Ze bestellen allemaal iets duurs.
Drie uur later verdwijnt iedereen. De ober geeft de rekening aan de wethouder. De wethouder verslikt zich en blijft er bijna in.
Van Wethouders serieuze voorstel is overigens nimmer meer iets vernomen.
Altijd leuk om met een paar bekenden iets te gaan eten, maar vega zooi???? Dan liever de patattent.