
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Aan het begin van elk nieuw jaar heb ik vaak last van existentiële overpeinzingen. Dan denk ik aan zinloze zaken als het feit dat ik alweer zo’n acht jaar “man alleen” ben. Solo. Zonder – noemenswaardige – relatie. En waarom? Geen idee. Of ja. Toch wel.
Op zulke momenten vraag ik me af of het allemaal aan mij ligt. De kans is groot. Dat mijn huwelijk op de klippen gelopen is, zal wel degelijk voor het grootste deel mijn schuld zijn geweest. Ik was in de default modus geglibberd. Ik nam mijn lief voor lief en zag onze relatie – haar incluis – als iets totaal vanzelfsprekends. Enkel dat wat uit de toon viel, dat wat niet goed genoeg was, viel nog op. Dat was voldoende voor regelmatige kritiek.
En boem. Weer twee, nee, víér levens aan diggelen.
Sindsdien ben ik huiverig om een nieuwe relatie te beginnen. En ben ik ervan overtuigd, dat iedereen eerst een keer zou moeten scheiden, voordat er getrouwd wordt. Kan niet, kip en ei en zo, weet ik, maar toch. Pas dan denk je immers wel tien keer na, voordat je je – nog eens – met iemand in het echt laat verbinden.
Gedurende de scheiding heb ik meer over het huwelijk geleerd dan in al die tijd dat we getrouwd waren. Pas na zo’n uiteenrijtend proces besef je welke bak met ellende over je uitgegoten wordt, mocht het allemaal toch niet helemaal gaan zoals je gehoopt had. En de kans op dat laatste is groot. Heel groot.
Ja tuurlijk, het begin van een relatie is altijd fantastisch. Spanning, aantrekkingskracht, lust, adrenaline, alles kolkt en kookt over. Als schuimende melk in een te kleine pan. Maar naarmate de tijd vordert, wordt die pan steeds groter en het gas bijna onmerkbaar teruggedraaid. Vervolgens borrelt het – met een beetje geluk – nog enkele jaren op een laag vlammetje verder.
Gewenning doet zijn intrede. Het grote sudderen is begonnen. Niet slecht genoeg om te beëindigen, niet goed genoeg om voort te zetten. Zodra je elkaar “schatje” of “lieverd” gaat noemen, moet je je achter de oren krabben. Zulke betitelingen zijn namelijk de voorbode van die desastreuze, duurzame default modus. Het zijn de clichés der fantasieloze geliefden. Alles op standje standaard. Onverschilligheid, gekenmerkt door de totale afwezigheid van hartstocht, lust, ja zelfs van gedeelde interesses.
En voortmodderen maar.
Want je hebt nu eenmaal ja gezegd.
Als je dan nog steeds aardig en af en toe zelfs verrassend voor elkaar kunt zijn, heb je als stel misschien nog een kans. Als je je nog samen kunt verwonderen over klein moois, als je nog kunt praten over wat anders moet, dan is er nog hoop.
Wij konden dat allemaal niet. En landden op elkaars brandstapel.
Zodra je merkt dat ‘t de bladeren aan de bomen zijn die de seizoenen veranderen en niet andersom, moet je na gaan denken. En als je dan merkt dat ook in een heel nieuwe seizoen alles wéér bij het oude is gebleven, uiterlijk dan moet je handelen.
Ik zag het. En deed dat niet. En zie waar ik nu ben.
Ik ben er in ieder geval wel achter dat geliefde motto’s als ‘Never change a running system’ voor relaties niet gelden. Je moet continu blijven updaten, want verandering is het enige wat het systeem nog enigszins geolied houdt. Laat ik, als functioneel autist, nu een pesthekel hebben aan verandering. Aan vernieuwing. Aan gedoe. En aan ongemakkelijke issues regelen.
Mijn conclusie: ik zal vanaf nu wel altijd alleen blijven. En dat is misschien maar goed ook. Met mijzelf vorm ik tenminste een gezapig, maar perfect op elkaar ingespeeld stel dat nooit zal kunnen scheiden. Kan ik fijn samen met mij aanschouwen hoe de lente weer bladeren aan de bomen tovert.