Ik mis je man. Het is al meer dan vijf jaar geleden, dat je stierf. Omringd door vrienden. En toch ben je levendiger dan ooit. Althans, voor mij. Na dertig bier in de kroeg probeer ik nog wel eens uit te leggen aan een vreemde hoe dat is gegaan. Eerlijk gezegd faal ik meestal jammerlijk daarin. Ik heb er nog geen goed verhaal van gemaakt, het is niet chronologisch. Ik leg te veel nadruk op het einde. Er zit nog rauwe emotie die ik niet kan verwoorden. Mijn ego botst met de realiteit. Er was niets te redden. Het was goed zo. Dat krijg ik niet mijn strot uit, nog steeds.
Het gevoel van nodig zijn, de verantwoordelijkheid op onze schouders en je laconieke lef in het gezicht van de dood, is iets wat ik waarschijnlijk nooit goed onder woorden kan brengen als ik praat. Want ik klinkt als een brabantse rasp met een spraakgebrek en een beperkt vocabulair, tenzij het krachttermen betreft. Maar je lef inspireert me dagelijks. Al doe ik bijna alles om mijn emoties te verbergen. Omdat ik bang ben. Bang om me kwetsbaar op te stellen. Ik handel niet naar je lessen, nog steeds.
Dit leer ik nog steeds, elke dag. Elke dag iets bewuster. Jij had minder tijd en dus minder zorgen om wat er van je gevonden werd. De tijd die we hebben, is relatief hier. Jij besefte dat, wij nu ook iets meer. En toch hangen we aan erkenning van mensen die we amper kennen. En jij, jij bood je excuses aan, aan ons, je vrienden, omdat je niet tot last wilde zijn. Ook daar denk ik aan, nog steeds. Als ik arrogant gedrag ga vertonen. Bescheidenheid is zoveel beter dan oeverloos blaten. Niemand gaat je gezever onthouden. Je lach herinner ik me, nog steeds.
We hebben een dochter man, ze loopt al bijna. Ze leert praten. Ze doet het nu al beter dan ik. Het zou zo gaaf zijn geweest om haar aan je voor te stellen. Maar wees gerust, alles wat ik van je leer en geleerd heb, probeer ik over te brengen. Maar opvoeden is lastig. Gelukkig heb ik haar erbij, je hebt haar nooit gezien. Maar je zag wel aan me dat dit serieus was. Dat heb je wel gezien. Het leven gaat door man, nog steeds.
Ik heb je nooit bedankt, en dat steekt me nog steeds. Het wringt. Het zag er uit alsof wij je hielpen, voor je zorgden. Maar eigenlijk was het andersom. Je helpt ons nog steeds. Elke dag is een kans, geen verplichting. Dat heb je ons geleerd. Je mantra: ik adem dus ik stik niet, helpt me elke dag dingen in perspectief te zetten.
Terwijl ik tuur over de rivier waar we je hebben uitgestrooid, betrekt de lucht. Ik twijfel over een sigaret, maar besluit terug te rijden. Ik kom hier om te praten. Nog steeds.