Een doordeweekse namiddag. Topdrukte in de Albert Heijn. Voor me staat een gezette dame van middelbare leeftijd. Haar voorhoofd glinstert. Ze heeft even tevoren zuchtend en steunend de inhoud van een overvolle boodschappenwagen op de lopende band gezet. Jumboflessen cola, koffiepads, leverworst, spuitbus slagroom, blik doperwten, alles komt langs.
Het eindresultaat mag er zijn: 183 euro en 80 cent. De caissière, een Turks meisje met lang, donker krullend haar, spreekt het totaalbedrag rustig en duidelijk uit. Een bon ratelt tevoorschijn.
“Wablief?” antwoordt de vrouw. Ze zet haar leesbril die aan een touwtje om haar nek hangt, op haar neus en diept een immens lange boodschappenlijst op uit haar jaszak.
“183 euro en 80 cent alstublieft,” herhaalt de caissière.
“Dat klopt niet,” riposteert de vrouw. “Volgens mij moet het 183 euro en 40 cent zijn.” Over haar leesbril heen, kijkt ze de caissière scherp aan. Aan haar gezicht is duidelijk te zien wie thuis de broek aan heeft.
“Welk product is volgens u dan van een onjuist bedrag voorzien?” vraagt de caissière.
“Dat weet ik niet,” antwoordt de vrouw, “maar ik kom uit op 183 euro en 40 cent.” Plots heeft ze een iPhone in haar hand en toont de caissière het schermpje. “Zie je wel?”
De caissière kijkt naar de iPhone. “Het spijt me mevrouw. De kassa registreert de streepjescodes en telt het totaal op.”
“De gevulde koeken zijn in de aanbieding,” zegt de vrouw. “Daar ben jij de fout in gegaan.”
“Nee mevrouw.” De caissière wijst op een getal op de kassabon. “Ziet u wel.”
“Hier ben ik niet blij mee,” snuift de vrouw. “Ik wens niet op te draaien voor andermans fouten. En zeker niet die van jou.”
Het meisje blijft kalm. “Maar het kan toch ook zo zijn dat u een foutje heeft gemaakt met de rekenmachine op uw smartphone?”
“Ik maak nooit fouten!” briest de vrouw.
Er valt een stilte. De stemming zit er goed in. Intussen groeit de rij wachtenden.
“Roep de manager maar,” zegt de vrouw. Ze kijkt over de caissière heen.
Ik waag het er op. Ik haal mijn portemonnee uit mijn kontzak, diep vier dubbeltjes op en tik de mevrouw op haar schouder. Verstoord kijkt ze om. “Kijkt u eens, veertig cent,” zeg ik. “Is alles nu opgelost?”
De vrouw aarzelt. Ze kijkt naar de vier muntjes in mijn handpalm. Dan schieten haar ogen richting caissière en ten slotte naar de iPhone die ze nog steeds in haar hand klemt. Ze neemt het geld en rekent af.
“Het gaat me niet om die veertig cent, maar om het principe,” mompelt ze tegen niemand in het bijzonder terwijl ze haar winkelwagentje richting uitgang duwt.
Dan kijkt ze nog één keer om naar de caissière. “Buitenlanders!” snauwt ze, “zelfs zonder hoofddoek zorgen ze voor problemen.”
Ouwe klagende en ontevreden vrouwen. Zelfs zonder leesbril zorgen ze voor problemen.