Op de gezamenlijke parkeerplaats (eigen weg!), waar ik toch nog met enige regelmaat wildparkeerders van mijn plek moet jagen, staat de buurman. De tandarts van beneden. Met zijn hond. Hij is in goeden doen. Dat leid ik af aan zijn automobielverzameling. Op dinsdagochtend komt hij aansnorren in zijn Jaguar.
Op woensdag is de Volvo aan de beurt voor een uitje en in wisselende volgorde hebben we gedurende de week zicht op een Range Rover, een Porsche Carrera en als klap op de vuurpijl een antieke Rolls Royce.
De hond, een volvette mops, doet al geen moeite meer om het sprongetje naar de achterbank te maken.
Baasje tilt hem aan de achterpoten op en frummelt hem steunend naar binnen, waar een beige fleece kleedje klaarligt.
‘Ik ben zijn chauffeur’, heeft hij zich bij vorige praatjes meermalen laten ontvallen.
‘Hij ligt lekker’, zeg ik.
‘Ja’, antwoordt hij. ‘Maar meneer ligt liever op de achterbank van de Rolls, die is wat zachter.’
Ik knik, meelevend met het ongemak van de trouwe viervoeter.
‘Dus dit is even afharden?’
‘Hij moet erdoorheen, want de Rolls staat bij de spuiter.’
De Rolls. Kijk, en nu zou ik kunnen beginnen over de krakende kloof in de samenleving en hem voorbeelden voor de voeten werpen als energiearmoede en uit hun voegen barstende voedselbanken.
Maar daarvoor moet je geloof in de mens en in de oplossing hebben. En daarbij zelf een fikse bijdrage leveren voor je iemand anders de maat neemt.
Mij rest slechts een halfhartig: ‘Hoe heet ie?’
‘Theo.’
‘Goeie reis, Theo.’ Binnen heft Theo zijn achterwerk. Een penetrante stank walmt uit het portier.
‘Raampje open, zou ik zeggen…’