
Bron: Photo by hotblack at Morguefile.com
Mijn pubers maken mij het leven zienderogen zuurder. Eerst moet ik ellenlange monologen over het ontaarden van AI aanhoren (zie vorige drie blogs) en nu heb ik Simone weer in mijn nek met haar voedselfanatisme.
Simone eet alweer sinds enige jaren compleet vegetarisch. En Tjerk, haar vriendje, dus vanzelfsprekend ook, die arme jongen. En nu moeten wij er klaarblijkelijk ook definitief aan gaan geloven. Want Simone.
Ik dacht dat het vanzelf wel weer over zou gaan, maar tot mijn ongenoegen begint haar vegetarisme langzamerhand ons dagelijks leven en eten te beheersen. Haar bijna religieuze vega-overtuiging bestaat inmiddels uit één groot, nooit aflatend argumentenbombardement. Zo eentje van Russisch formaat. Het begint een moreel juk te worden, dat vlees eten.
“Je moet je niet afvragen WAT je vanavond eet, maar WIE!” betoogt Simone fel. “Want dieren hebben óók een persoonlijkheid en een karakter. Net als mensen. Bij onze huisdieren zien we meteen hoe bijzonder en intelligent ze zijn. Waarom bij de dieren die we eten dan niet? We houden van onze honden en katten, maar die koe vreten we op en trekken we aan. Of zou jij zonder enige weerzin een Poekie-hamburger eten?”
“Poekie is dood,” riposteer ik zwakjes.
“Whatever. Jij eet wel een hamburger van een varken, dat minstens zo intelligent en lief was als een kat. Waarom eten mensen überhaupt dieren? Ik snap dat dus niet.” Ze kijkt me met grote, droevige ogen aan.
“Nou gewoon, omdat ze lekker zijn,” gromt Nick. “Moeilijk doen, hoor. Ik eet geen andere mensen, om de redenen die jij noemt. Maar ik eet wél dieren. Mijn grens van eetbare intelligentie ligt blijkbaar lager dan die van jou. En waarom zijn er dan eigenlijk zoveel andere zoogdieren die óók dieren eten? Soortgenoten zelfs? Die maken zich echt niet druk om karakter of intelligentie. Die vreten gewoon. De mens is nu eenmaal een omnivoor. En de langste tijd van onze existentie op deze aarde waren wij zelfs overwegend vleeseters. Het is dus normaal. Punt, uit.”
“Jouw onintelligente mening telt niet,” bitst Simone hem toe.
“Twee miljoen jaar geleden begon de mens in groepsverband te jagen en vlees te eten. Een paar bessen en zaden erbij en ons dieet was klaar. Die hele plantenvreterij kwam pas echt goed op gang toen we eindelijk op één plek bleven en akkerbouw gingen bedrijven, zo’n 12.000 jaar geleden,” preekt Nick onverstoorbaar door. “Maar toen begon de ellende ook pas echt. Vanaf dat moment hoefden we ook niet meer op te letten op hoeveel kinderen we tijdens de jacht en het nomadenbestaan in leven konden houden. We konden ons eten nu immers zelf verbouwen. Beetje veeteelt erbij en klaar. Daardoor begon het aantal mensen op aarde ineens enorm te groeien, want ze kregen steeds meer kinderen. En om al die mensen weer van eten te voorzien, moest er nóg meer akkerbouw bedreven worden. En stapten we over op dierlijke nevenproducten: eieren en melk en zo. Nu ook héél normaal.”
“Maar, maar, maar,” pruttelt Simone, “puur omdat het vróéger normaal en natuurlijk was, betekent dat toch niet dat we het nu nog steeds zo moeten doen? Tegenwoordig kunnen we alles wat we nodig hebben, ook uit plantaardige voedingsmiddelen halen. En wat ‘normaal’ is, hangt toch compleet af van waar je woont? In Frankrijk vinden ze het heel normaal om ganzen te dwangvoederen voor mooie, grote, zachte ganzenlever. En in Aziatische landen is een hond in de pot of een rat op het vuur heel normaal. En ik woon hier en ik vind vlees eten helemaal NIET normaal!”
“Oké.”
Dat is het teken dat Nick er klaar mee is. Ik ben dat ook wel een beetje, maar ik vind het zeer vermakelijk om mijn totaal verschillende kinderen over zaken als ons dagelijks eten te horen discussiëren. Helaas voor Nick – en gelukkig voor mij – zit Simone bij dat antwoord meteen bovenop de kast en is er helemáál geen houden meer aan.
“Als je het niet voor de dieren doet, doe het dan tenminste voor het klimaat? Onze manier van eten maakt de hele aarde kapot! Vooral de veeteelt is verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde, dat weet jij net zo goed als ik!” briest ze.
“Oké,” probeert Nick nog een keer.
“Niks oké! Eet dan tenminste gewoon vleesvervangers, als je zo graag iets vlezigs wilt eten?”
“Nee, dank je. Het soja dat in jouw vervangende producten zit, is de hoofdoorzaak voor de vernietiging van het regenwoud. Daar ga je, met je klimaat. En daarnaast is dat spul goor tot en met.”
“Is het niet.”
“Ik eet nog liever krekelmeelbrood of meelwormpastei of zo. Of laboratoriumvlees. Van dat in-vitro kweekvlees. Dat smaakt allemaal prima en zorgt niet voor CO2 en stikstof en methaan en al die zooi.”
“Getsie. Dat hoef ik dan weer niet.”
“Ik ook niet,” meng ik mij erin. “Insecten wel, maar laboratoriumvlees niet. Het is volgens mij een fabeltje dat je vleescellen zo snel kunt reproduceren. Dat proces is enorm moeizaam, langdurig én gloeiend duur. En het moet geheel steriel zijn, want elke ziektekiem die toevallig zijn weg in zo’n reageerbuis vindt, zorgt voor bederf van de hele batch. Dus dat snelle creëren van echte biefstukken in een kweekvat is en blijft voorlopig een utopie.”
“Oké. Dan alleen maar krekelburgers en wormenbrood. Mij best,” mokt Nick.
“No way. Mooi niet.” Simone kruist haar armen voor haar borst.
Awel. Zo gaan we er niet uitkomen, vrees ik. Dan maar een of ander huiselijk voedselcompromis bepolderen: geen algeheel vleescelibaat, maar een flexitariaat. Hooguit twee keer per week bio-vleselijk genot, insectenvoedsel leren omarmen en ons best doen om op de overige dagen vegetarisch te eten. Niet vegan, want dát gaat me zekers nooit lukken. In ieder geval wordt dat morele juk van de vleeseter zo wel een stuk draaglijker. Schrander leven is en blijft lastig.
Geef een reactie