Onderweg naar oom Jorts neef Mink zien wij, vlak bij Staphorst, een wegrestaurant waar we een hapje willen eten. De lichtmis heet die tent.
“Toepasselijke naam,” wijs ik oom Jort op de naam van het restaurant.
“Want?”
Wánt! Alleen dat ene woordje, meer niet. Je hoort het vaak de laatste jaren. Het irriteert mij mateloos.
“Hoe bedoel je, wánt?” vraag ik. “Wánt, dat is toch geen vraag? Want is een woord dat tussen twee zinnen hoort. Niet zomaar op zichzelf. Dat klinkt niet alleen onbeleefd dus, maar ook onlogisch. Dat zou jij als taalpurist toch moeten weten.”
Hij kijkt mij nadenkend aan. “Ach amice, wat maakt het uit. Er zit nu eenmaal geen enkele logica in onze taal en daarvan maak ik gewoon af en toe gebruik, om een langdradige vraag in te korten tot één woord. Niks mis mee, toch? Ik bedoel: het meervoud van ‘slot’ is ‘sloten’, maar toch is het meervoud van ‘pot’ geen ‘poten’. Zit dus ook geen logica in en iedereen vindt het prima. Kom op, we gaan bikken in de Lichtmis. Waarom vind je die naam eigenlijk zo toepasselijk?”
“Omdat we in de buurt van Staphorst zitten.”
“O ja. Staphorst. Met al die christelijke gelovigen die de hele dag in kerken zitten, toch? Waar de was ophangen op zondag al godslastering is? Waar sommige kinderen hun vader ook hun opa kunnen noemen?”
Ik zucht inwendig.
We stappen de auto uit en lopen naar het wegrestaurant.
Eenmaal binnen bestellen we koffie met appeltaart. Naast ons twee vrouwen in klederdracht die ons bozig aankijken. Misschien omdat het nog geen zondag is.
Maar dán snap ik het ineens; oom Jort draagt een korte broek. Daar zou iedereen bozig van gaan kijken. Bovendien zitten er overal vlekken op die broek en als Godvrezende Staphorster-vrouw word je dan vanzelf wantrouwig. En het zal ook niet meehelpen dat het zo’n broek van Mister Marvis is. Alleen daarvan al gaan de Staphorster hormoontjes een geheel eigen leven leiden. Kan ik allemaal best begrijpen. En dan ook nog op zaterdag. Als het zondag was geweest, had de Here oom Jort veranderd in een duizendpoot zonder benen.
“Kijk,” zegt oom Jort tamelijk luid. “Mooie klederdracht. Mijn moeder had ook zo’n droogkap. Alleen droeg ze die niet op haar hoofd.”
Dat doet de deur dicht voor de vrouwen. Ze staan nog bozer kijkend op en lopen al psalmen mopperend de deur uit.
“Kijk uit wat je zegt, oom Jort,” waarschuw ik. “Straks worden we met hooivorken de regio uitgejaagd.”
“Ach, vrouwen,” zucht hij. “Gelukkig hebben we tegenwoordig afhaalmaaltijden en magnetrons. Dat maakt de vrouw steeds overbodiger.”
De serveerster die de koffie komt brengen, hoort deze woorden en begint ook al bozig te kijken. En terwijl ze met een verbeten blik de koffie zo ongeveer op tafel smijt, kijkt oom Jort haar met een opgetrokken wenkbrauw aan: “Mag ik u wat vragen?” zegt hij. “Treedt Youp van ‘t Hek wel eens op hier in een kerk in de buurt van Staphorst? Of is dat net een brug te ver voor jullie?”
“Dat is dan vijftien euro, menéér,” negeert ze oom Jorts vraag. Daarna rent ze bijna struikelend weg.
“Moet je nou echt iedereen hier afzeiken? Word je daar vrolijk van of zo?”
“Je moet toch toegeven dat ze hier niet slim zijn,” zegt hij.
“Hoezo, niet slim?”
“Omdat niemand om mijn grapjes lacht hier.”
Op momenten als deze moet ik altijd denken aan wat een wijs man ooit zei: “Gemoedsrust is die mentale toestand waarin je het ergste hebt geaccepteerd.”
Tsja, Traphorst… op hun tere zieltjes die geloven dat er iemsnd komt waarop ze al eeuwen wachten. Ze hebben hun kans weggetrapt want onder de ‘ kick out zwarte piet’ groep die werden weggejaagd zat toch echt hun here jezus!, maar dat krijg je in Staphorst als er geen tv gekeken mag worden! Hij, hun verlosser kwam met de boot!
Toen ik jaren geleden met ons gezin door Staphorst reed lag er een dode koe langs een straat vlakbij een kerk. Zou dat beest gered zijn door de Heere ? Dat vraag ik me na al die jaren nog steeds af.
Waarschijnlijk overtrad die koe de zondagrust en dan vraag je om de toorn Gods