Intussen zijn mijn buurman (oom Jort) en ik aangekomen bij het ziekenhuis waar Jorts neef Mink is opgenomen. Ergens in de buurt van Staphorst. God mag weten hoe het joch op deze plek voor langgestraften is terechtgekomen.
Een overspannen verpleegster, die oom Jort belde omdat zijn nummer het enige was dat Mink bij zich droeg, vertelde dat Mink hard rijdend op zijn step over een egel was gestruikeld. Verder vertelde ze nog dat Mink net was begonnen aan een wereldreis.
De verpleegster bleek één van die mensen die achter elke zin een vraagteken zetten. Schijnt uit Amerika te zijn overgewaaid. Vooral jonge vrouwen hebben zich die gewoonte aangeleerd. Hoe langer de zin, des te hoger ze gaan praten. Schreeuwen bijna. De verpleegster klonk ongeveer zo: “Uw neef Mink is gevallen? Van zijn step? Hij struikelde over een egel, zei hij? En hij vertelde dat hij net aan een wereldreis is begonnen?”
Naar mijn gevoel geeft dat onzekerheid aan. Om alle opties open te laten. Een beetje alsof ik tegen oom Jort zou zeggen: “We kunnen met de auto naar het ziekenhuis rijden?” Daarmee bedoel ik dan: we kunnen met de auto gaan, maar ook met de trein. Of de bus. Op zich wil ik wel met de auto, maar als jij met de trein of bus wil, vind ik dat ook prima. Ik vind eigenlijk alles best. Zeg jij het maar.
Kortom, met zo’n vraagteken zegt de spreekster eigenlijk: ‘Ik lul een eind weg, maar bedenk jij maar wat ik precies wil zeggen.’
Ik word daar heel nerveus van. De laatste tijd krijg ik er zelfs jeuk van. Vooral als ze ook nog een zin heel laag in de keel eindigen, alsof ze bijna in een dot watten stikken.
Maar eerst moeten we langs een slagboom. Het ding blijft gesloten, ondanks oom Jorts verwoede pogingen een kaartje te scoren uit een parkeerautomaat. Uiteindelijk komt er een man van een jaar of zestig aanlopen. Hij heeft een klembord onder de arm en een uniformpet op zijn hoofd. En verdomd, ook hier gaat het weer op: Geef een man een klembord en je leert zijn ware aard kennen.
De man komt hoofdschuddend aanlopen: “Waar denken de heren hier mee bezig te zijn?” tiert hij met uitpuilende oogjes. Hij doet mij denken aan een gefrustreerde sergeant-majoor die al dertig jaar lang elke kans op promotie aan zijn neus voorbij zag gaan. De man is bovendien zo scheel dat hij waarschijnlijk zonder zijn hoofd te draaien om de hoek kan kijken. Niks mis mee zolang je argeloze ziekenhuisbezoekers niet op zo’n arrogant toontje toespreekt. En ook nog met stemverheffing zodat zelfs comateuze patiënten alles kunnen volgen.
“Als jullie die automaat mollen, dan willen jullie niet weten wat er gebeurt,” tiert hij door. Zijn hoofd wordt roder en roder.
“U bent uw roeping misgelopen?” zegt oom Jort op de manier zoals de verpleegster hem vanmorgen toesprak. “Op Terschelling zoeken ze nog een plaatsvervangend roeptoeter voor op de vuurtoren?”
Het hoofd van de man begint nu echt gevaarlijk rood te worden.
Gelukkig weet oom Jort de automaat alsnog aan de praat te krijgen, waarna de slagboom zich geluidloos omhoog beweegt. Maar voor hij kan optrekken, passeert ons een andere auto die op grote snelheid onder de slagboom door scheurt. Achter het stuur een soort vrouw met het meest serieuze ik-zal-het-ze-wel-even-vertellen-kapsel dat ik ooit heb gezien.
Ze stuift ons razendsnel voorbij, alsof ze een stel langharige poedels in de kofferbak heeft waarvan zo snel mogelijk een jas gemaakt moet worden. Zoiets. Ze botst bijna op een tegemoetkomende auto.
Oom Jort laat zijn gescoorde kaartje zien aan de man met het klembord en zegt: “Het is gelukt met mijn kaartje? U mag uw pet wel eens wassen, er komt een meur vanaf alsof de stroom in het mortuarium is uitgevallen?”
De man doet nog een paar passen, maar oom Jort sluit zijn raampje en rijdt door. Voor ons stapt de vrouw met het ik-zal-het-ze-wel-even-vertellen-kapsel uit. Op de achterruit van haar auto prijkt een sticker: ‘BABY ON BOARD’.
Tsja, Deze heer heet S.P. Oorboom, die ook kaartjes controleur is in de kerk van de Heilige Gristelijken Op Boomschorsenier grondslag. Kwam hem laatst tegen in het centrum van Zwolle alwaar hij een amandelen ging knippen van ongelovigen.
Enfin, zeg maar een ticket to cut
Mannen met een klembord onder de arm kan je best mijden als de pest. Voor je het weet ontploft hun hoofd en wordt je aangeklaagd voor grensoverschreidend gedrag. Gelukkig weet oom Jort met zo’n types om te gaan.
Tegen dat die vragende zinnen klaar zijn is neef al 3x overleden?